Rubriek :
Ziekten en
aandoeningen overzicht
Dikkedarmkanker
Wat is dikkedarmkanker?
Dikkedarmkanker is een kwaadaardig gezwel in de dikke darm. Die
dikke darm bestaat uit het colon (karteldarm) en het rectum
(endeldarm). Het colon bestaat op zijn beurt uit het opstijgende
deel, het dwarslopende deel, het dalende deel en het sigmo�d.
Het rectum is het laatste deel van de dikke darm; het eindigt in
de sluitspier (anus). De dikke darm maakt deel uit van de
spijsvertering: voedsel wordt er verteerd, water en andere
stoffen worden opgenomen in of uitgewisseld met het bloed en
onverteerbare resten en afvalstoffen afgestoten. Kanker van de
dikke darm heet ook colorectale kanker. Enkele zeldzamere
dikkedarmtumoren, zoals carcino�de tumoren en lymfomen, worden
hier niet behandeld.
Een precieze oorzaak van dikkedarmkanker aanwijzen, is meestal
niet mogelijk. Er zijn wel een aantal aandoeningen die het
risico op dikkedarmkanker verhogen, zoals darmpoliepen (adenoma)
en bepaalde chronische darmontstekingen. Darmpoliepen zijn
meestal goedaardig, maar kunnen uitgroeien tot een kwaadaardig
gezwel (carcinoom). Wie dikkedarmkanker in de familie heeft,
heeft eveneens een verhoogd risico. Naar schatting 20% van de
pati�nten met darmkanker zou een of meerdere familieleden hebben
die ook de aandoening ontwikkelden. Ten slotte zijn er enkele
erfelijke vormen van darmkanker, namelijk in het kader van het
familiale adenomateuze polyposis-syndroom (FAP, 1%) en van het
hereditair non-polyposis colorectaal carcinoom (HNPCC, 5%). Wie
dikkedarmkanker in de familie heeft, kan hierover het beste met
zijn arts overleggen. Ten slotte spelen ook voeding (geringe
inname van groenten, fruit en vezels en een grote vetinname),
roken en weinig lichaamsbeweging een rol in het ontstaan van
dikkedarmkanker. Het Vlaams Kankerregistratienetwerk
registreerde in 1999 in Vlaanderen 3.784 nieuwe gevallen van
dikkedarmkanker. Dikkedarmkanker is daarmee de op twee na meest
voorkomende kanker bij mannen (na prostaat- en longkanker), en
de tweede kanker bij vrouwen (na borstkanker).
Onderzoeken?
De volgende symptomen kunnen wijzen op darmkanker: veranderingen
in het ontlastingspatroon (minder frequente of juist frequentere
ontlasting), aanhoudende diarree of constipatie die blijft duren
(ondanks medicatie), bloed in de stoelgang, krampen of buikpijn
die blijven aanslepen. Ook vermagering of langdurige verminderde
eetlust kunnen wijzen op dikkedarmkanker. Deze symptomen zijn
echter niet altijd specifiek voor kanker: er zijn een heel
aantal andere ziekten met gelijkende symptomen. De klachten zijn
minder duidelijk, en treden ook veel later op, als de tumor zich
in het begin van de dikke darm bevindt. De huisarts zal bij een
of meer van deze klachten een rectaal onderzoek doen (met de
vinger via de aars de endeldarm betasten). Hij kan de ontlasting
laten onderzoeken in het laboratorium om eventueel aanwezig
bloed op te sporen. Als de arts hierna kanker of een andere
darmaandoening vermoedt, zal hij de pati�nt naar een specialist
doorverwijzen voor verder onderzoek. Een endoscopie is het
belangrijkste onderzoek om een dikkedarmtumor vast te stellen:
met een lange flexibele buis bekijkt een specialist de
binnenkant van de darm. Het onderzoek verschilt per orgaan van
naam: met een coloscopie wordt de hele dikke darm onderzocht,
met een rectoscopie enkel het rectum, met een sigmo�doscopie
enkel het sigmo�d. Tijdens een endoscopie kan meteen ook een
biopsie genomen worden (verwijdering van een stukje weefsel om
te onderzoeken in het lab). Soms is een r�ntgenfoto van de dikke
darm nodig. De pati�nt krijgt een contrastvloeistof toegediend,
zodat de specialist goede foto's kan maken van de darmen.
Als de diagnose darmkanker gesteld is, willen de artsen weten in
welk stadium de ziekte zich bevindt; dat helpt hen mee de
behandeling te bepalen. Daarom volgen nog ��n of meer van de
volgende onderzoeken: bloedtesten, een r�ntgenfoto van de
longen, een echografie van de lever, een CT-scan
(computertomografie, zeer gedetailleerde r�ntgenfoto's van het
lichaam), een KST (kernspintomografie, in het Engels MRI of
magnetic resonance imaging, beelden van het inwendige van het
lichaam gemaakt met een sterke magneet en radiogolven).
Behandeling?
De meest voorkomende behandelingen van dikkedarmkanker zijn een
operatie (chirurgie), bestraling (radiotherapie) en een
behandeling met medicijnen (chemotherapie). De behandelende arts
zal meestal een combinatie van deze verschillende methoden
adviseren, afhankelijk van de aard en locatie van de tumor, de
uitgebreidheid, de algemene conditie en de leeftijd van de
pati�nt. Soms zijn er verschillende behandelingen mogelijk.
Aarzel niet uw arts vragen te stellen over de mogelijkheden en
over de bijwerkingen van de verschillende behandelingen.
Chirurgie
Omdat de chirurgische behandeling van colon- en rectumkanker
verschilt, behandelen we ze hier apart.
Colontumoren
Chirurgie is de meest gebruikelijke manier om colonkanker te
behandelen. De tumor, een stuk gezond weefsel errond (als
veiligheidsmarge) en de lymfeklieren in de buurt worden
weggesneden. De twee uiteinden van de darm worden weer aan
elkaar genaaid. Zo'n verbinding heet een anastomose. Omdat de
twee uiteinden niet altijd meteen met elkaar verbonden kunnen
worden, plaatst men soms een tijdelijk stoma. Daarbij sluit men
het onderste uiteinde van de darm af, en van het bovenste deel
maakt de arts een dikkedarmstoma of colostomie. Dit is een
kunstmatige uitgang van de dikke darm, een afleiding van de darm
naar een opening in de buik waarlangs de uitwerpselen het
lichaam kunnen verlaten. Als de pati�nt na enkele maanden
hersteld is, volgt een tweede operatie waarbij de colostomie
wordt opgeheven en de twee stukken darm weer met elkaar worden
verbonden.
Rectumtumoren
Chirurgie is de gebruikelijke manier om rectumkanker te
behandelen, vaak in combinatie met radiotherapie. Heel kleine
tumoren kunnen soms heelkundig of endoscopisch via de anus
weggenomen worden, zonder dat de arts een opening in de buik
hoeft te snijden. Bij tumoren die in het bovenste deel van
endeldarm zitten, hoeft er bijna nooit een permanente colostomie
aangelegd te worden. Bij pati�nten met een tumor in het onderste
deel van de endeldarm daarentegen, kan de anus soms niet altijd
worden behouden en moet er soms een blijvend stoma worden
aangelegd.
Complicaties
Een specifieke complicatie bij een dikkedarmoperatie is dat de
naad waar de twee delen van de darm aan elkaar gehecht zijn,
gaat scheuren of lekken. Soms legt men een tijdelijk stoma aan
om dat te voorkomen. Bij een operatie in de onderste delen van
de endeldarm bestaat het risico dat er zenuwen geraakt worden
die van belang zijn voor seksuele functies: mannen hebben soms
(tijdelijk) erectie- en/of ejaculatieproblemen en kunnen
onvruchtbaar worden. Pati�nten bij wie (een stuk van) de
endeldarm weggesneden is, zullen vaker naar het toilet moeten,
doordat de "opslagfunctie" van de endeldarm is verloren gegaan.
Pati�nten met een stoma kunnen met vragen over verzorging, leven
met een stoma, seksualiteit, sport, voeding enz. het best
terecht bij hun arts of verpleegkundige, of bij de Vlaamse
Kankertelefoon. Na een dikkedarmoperatie is de spijsvertering
meestal enige tijd ontregeld, met mogelijk verstopping of
diarree, verminderde eetlust en gewichtsverlies tot gevolg. Een
gevarieerde, aangepaste voeding helpt u te herstellen. Vraag uw
arts of een verpleegkundige om het advies van een di�tist als uw
voeding speciale aandacht vereist.
Radiotherapie
Radiotherapie is een behandeling met radioactieve stralen om
kankercellen te vernietigen. Bij radiotherapie wordt
radioactieve energie in de vorm van een stralenbundel (te
vergelijken met een lichtbundel) precies gericht op de plaats
van het gezwel of de plaats waar het gezwel zich bevond.
Bestralen gebeurt soms voor de operatie, soms erna. Het kan
kankercellen vernietigen die na de operatie mogelijk nog
achtergebleven zijn. Bij grote of moeilijk te bereiken
dikkedarmtumoren, of bij een gezwel dat met andere organen
vergroeid is (blaas, prostaat...) kan radiotherapie voor de
operatie de tumor verkleinen, zodat hij goed weg te snijden is.
Bestraling kan ook gebruikt worden als palliatieve behandeling -
dit is een behandeling die niet meer gericht is op genezen, maar
wel op het onder controle houden van de symptomen. Palliatieve
radiotherapie kan bijvoorbeeld pijn verlichten of bloedingen en
totale verstopping van de darm verhelpen.
Het gebied dat moet worden bestraald, verschilt per pati�nt, en
ook de duur van de bestralingskuur, de intensiteit en het
bestralingsschema (het aantal bestralingen) kunnen vari�ren. De
bestraling op zich is pijnloos.
Bijwerkingen
Bestraling van de dikke darm heeft ook invloed op de gezonde
cellen in het bestraalde gebied. De ontlasting raakt daardoor
verstoord, diarree, misselijkheid, een ge�rriteerd gevoel bij
het plassen en vermoeidheid kunnen voorkomen. Deze bijwerkingen
verdwijnen normaal een tijd na de therapie.
Chemotherapie
De naam chemotherapie verwijst naar de behandeling met
geneesmiddelen die kankercellen vernietigen of hun groei remmen.
De medicijnen worden via de mond ingenomen en/of rechtstreeks in
de bloedbaan gebracht met een injectie of met een infuus, waarna
ze zich door het hele lichaam verspreiden en ook kankercellen in
uitzaaiingen op afstand kunnen bereiken.
Niet alle kankercellen zijn even gevoelig voor dezelfde
medicijnen. Daarom wordt vaak een combinatie (een "cocktail")
van celremmende geneesmiddelen (cytostatica) voorgeschreven.
Chemotherapie na een operatie kan in bepaalde gevallen van
dikkedarmkanker de kans op herval verminderen en zo de
overlevingskansen verbeteren. De behandeling wordt ook gebruikt
bij een uitgezaaide darmtumor. Cytostatica kunnen de
uitzaaiingen soms verkleinen, of symptomen van een gevorderde
kanker verlichten. Ook daardoor kan de overleving verlengd
worden en de levenskwaliteit verbeteren.
Bijwerkingen
Chemotherapie tast behalve de kankercellen ook gezonde cellen
aan. Daardoor kunnen er tijdelijk bijwerkingen optreden:
diarree, misselijkheid en braken, verminderde eetlust,
haaruitval, ontstoken mond, verhoogde kans op infecties door een
tekort aan witte bloedcellen, vermoeidheid... Ze verschillen van
persoon tot persoon, en hangen onder andere af van de
medicijnen, de hoeveelheid geneesmiddelen en de duur van de
behandeling. Na de behandeling verdwijnen de meeste
bijwerkingen.
Na de behandeling?
Geneeskansen
De kans op genezing en herstel hangt bij kanker van veel dingen
af: van het stadium waarin de ziekte verkeert bij diagnose, van
de leeftijd van de pati�nt, de grootte van de tumor, of er al
dan niet uitzaaiingen zijn, van de behandeling enz. Bij kanker
wordt vaak gesproken in termen van vijfjaarsoverleving, dit is
het gemiddelde percentage pati�nten dat vijf jaar na de diagnose
nog leeft. Bij een niet-uitgezaaide dikkedarmkanker is de
vijfjaarsoverleving tussen de 50 en 80 procent. Algemeen geldt
dat hoe kleiner de tumor en hoe vroeger ontdekt, hoe beter de
kansen. Als er uitzaaiingen zijn op afstand, ligt de
vijfjaarsoverleving veel lager.
Hou er echter rekening mee dat elke situatie uniek is en dat de
overlevingscijfers enkel een globaal beeld geven. Niemand kan
voorspellen wat er in uw geval precies zal gebeuren. Praat
erover met uw arts, hij kent uw situatie het best.
Nazorg
Leven met een ernstige ziekte als kanker is een hele beproeving.
Behalve de fysieke ongemakken die de medische behandeling
meebrengt, worden de meeste kankerpati�nten geconfronteerd met
allerlei zorgen, angsten en onzekerheden. Als de therapie met
succes is afgerond, vragen pati�nten zich af wat er nog meer
gedaan kan worden. Of hoe het nu met een stoma verder moet in
het dagelijkse leven. Als het met de therapie niet gelukt is de
kanker uit te schakelen, is het de vraag hoe de symptomen zo
goed mogelijk bestreden kunnen worden en wie daarbij kan helpen.
Hulp bij de praktische �n bij de emotionele aspecten van de
ziekte zijn vaak welkom. Nazorg is in beide situaties erg
belangrijk. Het begrip "nazorg" houdt dan ook veel in: medische
begeleiding, psychische en sociale opvang, en/of palliatieve
zorg.
Deel van de nazorg is een geregelde medische controle
(bloedafname, echografie van de lever, r�ntgenonderzoek van de
longen, coloscopie), vooral met de bedoeling een mogelijk herval
zo snel mogelijk op te sporen en te behandelen. In het bloed kan
onder andere het CEA-gehalte bepaald worden (carcino-embryonaal
antigeen), een stof die darmtumoren kunnen afscheiden in het
bloed. Het CEA-gehalte kan een aanwijzing geven van een
mogelijke terugkeer van de tumor.
Praat met de behandelende arts over mogelijke symptomen,
bijwerkingen of fysieke problemen. Aarzel niet om hem alles te
vragen, hoe onbenullig het ook mag lijken. Hij kent uw ziekte en
het verloop immers het best.
Familie, vrienden en verwanten kunnen eveneens veel steun
bieden. Het kan ook helpen om over de ziekte te praten met
andere darmkankerpati�nten. Of misschien heeft u nood aan een
anoniem luisterend oor, deskundig advies of een bemoedigend
gesprek? Aarzel niet en bel de Vlaamse Kankertelefoon:
078/150.151. U kan er ook informatie krijgen over verdere
begeleiding van pati�nten, over contact met lotgenoten
(bijvoorbeeld via zelfhulpgroepen), sociale voorzieningen voor
pati�nten, alternatieve behandelingsmethoden, palliatieve zorg
enz.