De
Dum�rils Madagaskar-boa
Het
eiland Madagaskar herbergt drie boasoorten.
Hiervan wordt slechts ��n regelmatig in
gevangenschap gefokt.
De Dum�rils Madagaskar-boa of Acrantophis
dumerilii is opgenomen in Appendix 1 van de
CITES-lijst. Dit betekent dat voor het houden
een ontheffing moet worden aangevraagd. Ze wordt
echter in redelijk grote aantallen in
gevangenschap gefokt.
Deze slang wordt ongeveer twee meter lang en is
licht geelbruin met een ingewikkelde donkere
tekening, waarvan de onderdelen onderling
verbonden zijn en over het ganse lijf een
onregelmatig netwerk vormen. Vooral jonge
slangen hebben soms rozige of rode plekken op de
kop en nek.
Deze soort heeft een grote behuizing nodig met
een temperatuur van ongeveer 25-30 graden
Celsius, die tijdens de winter met vijf graden
Celsius moet worden verlaagd om paring te
bewerkstelligen. Het voedsel bestaat uit
knaagdieren en zou geen probleem moeten vormen,
hoewel sommige exemplaren de voorkeur geven aan
vogels zoals kwartels. De worpen bestaan uit
twee tot zes grote jongen die wel zeventig cm
lang kunnen zijn en zonder complicaties kunnen
worden opgefokt.
Opmerking : de andere soort in dit geslacht is
Acrantophis madagascariensis, de Madagaskar-boa,
die gelijksoortige eisen stelt, hoewel zij
groter kan worden. Sanzinia madagascariensis is
de Madagaskar-hondskopboa, die op vrijwel
dezelfde wijze kan worden verzorgd als de in de
bomen levende soorten uit Zuid-Amerika zoals
Corallus enydris, maar deze slang is niet
gemakkelijk te houden of te fokken. Deze beide
Madagaskische soorten zijn opgenomen in de
Appendix 1 van de CITES-lijst en zijn via legale
kanalen vrijwel niet te verkrijgen.
|