Dwergsirene
De
Pseudobranchus striatus leeft in poelen,
moerassen en greppels en wordt zo'n tien tot 25
cm lang.
De dwergsirene is de kleinste soort van de
familie; het is een slank, aalvormig diertje dat
tussen de dichte watervegetatie, voornamelijk
waterhyacinten, leeft. Hij heeft geen
achterpoten en slechts kleine voorpoten met drie
tenen. Hij houdt zijn kieuwen het hele leven.
Het is een nachtdier dat kleine ongewervelde
dieren eet die het op de bodem van het water
zoekt. Ze kunnen zich in de modder ingraven en
droogteperiodes slapend doormaken in gangen, tot
twee � drie maanden aan toe. Slijm uit
huidklieren beschermt het lichaam tegen
uitdroging.
De wijfjes hechten hun eieren stuk voor stuk aan
waterplanten; de larven komen na ongeveer vier
weken uit. Er zijn vijf ondersoorten van de
dwergsirene, die in kleur en in de strepen op de
flanken van elkaar verschillen.
|