De
dwergvinvis
De
dwergvinvis is het kleinste lid van de
Balaenopteridae- of vinvisfamilie. Orde :
Cetacae - geslacht : Balaenoptera en soort :
Dwergvinvis.
Snel door het water schietend kan dit
waterzoogdier wel eens aanzien worden voor de
veel grotere blauwe
vinvis. Nauwverwant aan de blauwe vinvis
(het grootste dier ter wereld) trekt de
dwergvinvis duizenden kilometers door de
wereldoceanen. In het verleden lieten jagers hem
met rust omdat hij te klein en te snel was. Nu
worden elk jaar meer dan duizend dwergvinvissen
gedood.
Het paren vindt plaats in de warme wateren van
het zuidelijk halfrond, voordat de
dwergvinvissen terug reizen naar hun polaire
voedselgronden op de noord- of zuidpool. Tien
maanden na de paring reist het vrouwtje voor het
mannetje uit naar gematigde wateren, waar ze het
leven schenkt aan ��n jong van ongeveer 2,6
meter lang en 405 kg zwaar. De moeder voedt haar
kalf met melk door deze in de mond van haar jong
te spuiten uit een verborgen tepel. Het jong
wordt ongeveer zes maanden gezoogd maar blijft
nog minstens ��n jaar en soms wel twee, bij zijn
moeder. Er zijn kleine verschillen tussen de
afzonderlijke noordelijke dwergvinvispopulaties
in de Atlantische en de Stille Oceaan.
Er werd niet op de dwergvinvis gejaagd tot het
begin van de twintigste eeuw, toen grote
walvissen zeldzaam en beschermd werden. In 1985
werd de walvisvangst wereldwijd verboden, maar
Noorwegen en Japan jagen nog steeds op
dwergvinvissen, door de mazen van het net van de
internationale walvisconventie te benutten.
Japan vangt ze voor 'wetenschappelijk onderzoek'
en het aantal gedode dieren per jaar neemt de
laatste vijftien jaar toe. Hoewel vinvissen meer
voorkomen dan andere walvissen, neemt hun aantal
af.
Dit zoogdier heeft een lange seizoenstrek,
waarbij hij elk jaar duizenden kilometers reist
tussen de paargronden en broedplaatsen in
gematigde wateren. Deze bevinden zich in het
noorden van het gebied van de noordelijke vinvis
en in het zuiden van het gebied van de
Antarctische vinvis. In tegenstelling tot andere
kleine walvissen leven vinvissen vaak solitair,
maar ze vormen ook groepen van twee tot vier
dieren. Ze blijven vlak bij het oppervalk in
warme wateren en trekken mondingen en fjorden
binnen. Ze kunnen in open zee over golven rollen
of zelfs helemaal uit het water komen in hun
speelse nieuwsgierigheid, als ze een boot zien
naderen.
De groeven van de onderkant van de dwergvinvis
helpen hem om voldoende voedsel te vangen en te
eten. Deze buikgroeven kunnen vijf cm diep zijn,
en lopen van de keel tot de buik. Ze werken als
plooien en stellen de walvis in staat om de
capaciteit van zijn bek te vergroten en een
grote teug water te nemen gevuld met plankton,
vis of krill (kleine garnaalachtige diertjes).
De walvis zeeft het water daarna door zijn
borstelige baleinen, die gemaakt zijn van een
sterk, buigzaam materiaal dat keratine heet, en
slikt dan het voedsel door.
|