Rubriek :
Historische figuren
Eduard I van Engeland
(Westminster 17 juni
1239 - Burgh on Sands 7 juli 1307), koning van Engeland van 1272
tot 1307, uit het Huis Plantagenet, oudste zoon van Hendrik III,
trouwde in 1254 met Eleonora van Castili� en in 1299 met
Margaretha, zuster van Filips IV van Frankrijk. Voor zijn
troonsbestijging was hij betrokken bij de strijd tegen Simon V
van Montfort, die hij definitief versloeg in 1265. Eduard
pacificeerde Engeland in de volgende jaren en werd de eigenlijke
regeerder van het land. Van 1270 tot 1272 verbleef hij in
Palestina. Nadat Hendrik III in 1272 was gestorven bleef Eduard,
alvorens de regering te aanvaarden, tot 1274 in Aquitani�.
Eduard wilde voorgoed een eind maken aan de anarchie en het
machtsmisbruik van hoge adel en geestelijkheid. Hij streefde
naar versterking van de koninklijke macht door een hechte band
met lage adel en burgerij en bracht een zeer omvangrijke, nieuwe
wetgeving en een hechtere en meer overzichtelijke ordening van
rechtspraak en bestuur tot stand (zie ook parlement). De
jurisdictie van adel en geestelijkheid werd zoveel mogelijk
overgedragen aan centrale koninklijke instanties. Voorts
verschafte Eduard zich een legerkern van direct in zijn dienst
staande beroepssoldaten. De joden werden het slachtoffer van
Eduards nieuwe politiek. Zij werden in 1290 uit Engeland
verdreven, nadat m.n. burgerij en lage adel gelegenheid hadden
gekregen hun lang opgekropte wrok op gruwelijke wijze te koelen.
Een opstand in Wales onder Llewelyn, in 1276 begonnen, eindigde
met inlijving van Wales bij Engeland (1284). In dit jaar werd de
latere Eduard II geboren, die als eerste Engelse kroonprins de
titel Prins van Wales kreeg. Schotland werd na 1296 onderworpen,
maar Eduards gezag stond er steeds zeer wankel. Een conflict met
Filips IV van Frankrijk leidde tot een oorlog op Franse bodem,
die voor Eduard slecht verliep. Hij verplaatste in 1297 de
strijd naar Vlaanderen door zich bij Gwijde van Dampierre aan te
sluiten. De voortdurende moeilijkheden in Schotland deden Eduard
echter spoedig de vriendschap van Filips IV zoeken (Vrede van
Montreuil). Door de oorlogen financieel uitgeput, trachtte
Eduard door het opleggen van buitensporig zware belastingen aan
nieuwe middelen te komen. Zo werd hem in 1297 de Confirmatio
Cartarum (bevestiging van de charters) afgedwongen, waarin m.n.
de Magna Charta opnieuw werd bevestigd. Hij moest ermee
instemmen dat in de toekomst geen nieuwe belastingen meer zouden
worden ingevoerd of geheven zonder voorafgaande goedkeuring van
het parlement.