Rubriek :
Historische figuren
Eduard IV van Engeland
(Rouen 20 april 1442
- Westminster 9 april 1483), koning van Engeland van 1461 tot
1483, uit het Huis York, was een zoon van Richard van York. Hij
nam deel aan de strijd om de troon (de Rozenoorlogen) tussen de
door zijn vader geleide Yorkse partij en de door koning Hendrik
VI geleide LancasterLancaster[geschiedenis]partij. Na het
sneuvelen van zijn vader vocht hij zich met steun van Warwick
een weg naar de troon. Op 4 maart 1461 werd hij te Londen als
koning erkend. Na zijn tegenstanders definitief bij Towton te
hebben verslagen, liet hij zich op 28 juni 1461 kronen. Zowel
Warwicks macht als die van de oude adel trachtte hij te breken
door de positie van de commons te versterken en zelf een nieuwe
adel in het leven te roepen. In 1464 huwde hij een meisje uit de
lage adel, Elizabeth Woodville. Ook zijn bondgenootschap met
Bourgondi� (zijn zuster Margaretha huwde in 1468 met Karel de
Stoute) was strijdig met Warwicks politiek. Deze begon samen met
Eduards broer, de hertog van Clarence, in 1469 een opstand.
Uiteindelijk moest Warwick vluchten naar Frankrijk, maar daar
verzoende hij zich met Margaretha, de echtgenote van de
verdreven Hendrik VI, landde in sept. 1470 in Engeland en kreeg
van alle kanten steun, zodat Eduard naar Holland moest vluchten.
Hendrik VI werd weer op de troon geplaatst. Eduard begaf zich
naar de Bourgondische hertog Karel de Stoute, die hem hielp,
zodat hij in maart 1471 in Noord-Engeland kon landen. Nu sloot
Clarence zich bij hem aan. Eduard veroverde 11 april Londen en
versloeg bij Londen Warwick, die in de strijd sneuvelde (14
april). Het laatste verzet der Lancasters, geleid door de
ex-koningin Margaretha, werd gebroken in de Slag bij Tewkesbury
(4 mei 1471).
Eduard dacht er nu over een oorlog met Frankrijk te beginnen,
ingevolge een vroegere overeenkomst met Karel de Stoute. Deze
kon hem echter geen hulp bieden toen Eduard in juli 1475 te
Calais landde. Lodewijk XI kocht Eduard daarop bij het Verdrag
van Picquigny af met een grote som geld. Aangezien Eduard
bovendien de goederen van de aanhangers der Lancasters
confisqueerde en rijke onderdanen dwong hem grote geldsommen af
te staan, behoefde hij geen nieuwe belastingen in te voeren.
Daardoor kon hij het zonder het parlement stellen en dus
welhaast als een absoluut vorst regeren. Eduard was wreed,
liederlijk en gewetenloos. In 1478 liet hij Clarence in de Tower
vermoorden. Bij het volk bleef hij echter als hersteller van
rust en voorspoed en beschermer van kunsten en wetenschappen
lang populair. Zijn parlement van 1463 nam talrijke maatregelen
ter bescherming van de nationale handel en nijverheid.