Eland
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
eland is verreweg het grootste hert van de
familie Cervidae, die 36 soorten omvat. Met zijn
afhangende snuit en enorme gewei zou het
eigenlijk niet zo moeilijk moeten zijn om de
eland te vinden. Toch valt het best tegen dit
majestueuze lid van de hertenfamilie op te
sporen, omdat hij diep in de wouden in afgelegen
gebieden leeft. Omdat hij de strengste winters
kan overleven en op het taaiste eten kan teren,
is de eland perfect op zijn plaats in koude,
ongecultiveerde streken waar maar weinig mensen
zich wagen.
De eland is het meest actief bij zonsopkomst en
zonsondergang. Hij sjokt rustig door de
vegetatie, maar galoppeert met bijna zestig
kilometer per uur weg als hij schrikt. Hij kan
goed zwemmen en er zijn gevallen bekend van
elanden die een meer van twintig kilometer
lengte zijn overgestoken, en dat met een
snelheid van twee mannen in een kano. Het
merendeel van de dag ligt of staat hij met al
zijn zintuigen op scherp. Hoewel dit dier niet
territoriaal is, heeft hij een leefgebied
waaruit hij soms in bepaalde seizoenen wegtrekt
om op zoek te gaan naar eten of een partner. De
strenge, winterse kou vormt meestal geen
probleem, maar de zomerse hitte brengt het
gevaar van oververhitting met zich mee.
Het merendeel van het jaar is de eland aan het
grazen omdat hij tenminste achttien kilogram
voedsel per dag moet eten om zijn grote omvang
te behouden. In de lente en de zomer zoekt deze
bosbewoner voedsel tussen de struiken en bomen,
waarbij hij over jonge boompjes loopt om malse
knoppen en gebladerte naar zijn snuit te buigen.
Daarna snijdt hij de takken er helemaal af of
stroopt de takken langs zijn tanden om de
bladeren eraf te ritsen. Van mei tot oktober
voedt hij zich ook met mineraalrijke
waterplanten. Terwijl hij tot aan zijn gewei in
het water waadt, verzamelt hij bies, zeggebed,
wortels van de lelie en fonteinkruid. Tijdens de
winter eet hij vooral schors en takjes. Net als
de koe herkauwt de eland, om er meer
voedingsstoffen uit te halen.
In de paar- of bronsttijd in de herfst zoeken
zowel de hinden (vrouwtjes) als de mannetjes een
partner en hebben ze het vaak te druk om te
eten. De hinde markeert bomen met haar geur en
slaakt lange, kermende kreten. Het mannetje
doolt over een groot gebied en maakt zijn
aanwezigheid kenbaar door met zijn gewei langs
boomstammen en struiken te schuren. Al snel na
de paring vertrekt hij en gaat op zoek naar
zoveel mogelijk andere partners. De vrouwtjes
krijgen in mei of juni jongen, veelal ��n tof
twee, elk zo'n dertien kilogram. Na twee dagen
kunnen de jongen haar al volgen.
Al duizenden jaren wordt er op de land jacht
gemaakt om zijn vacht, vlees en andere
producten. Pas in de achttiende en negentiende
eeuw werd dat voor de populatie van het dier een
probleem. Er zijn nu ruim 800.000 elanden in
Canada en nog eens zo'n 300.000 in de Verenigde
Staten. In Europa verschillen de aantallen per
land. Zijn situatie is dus relatief gunstig.
|