Rubriek :
Historische figuren
Epicurus
Epicurus (Gr.:
Epikouros) (Samos 342-341 - Athene 271-270 v.C.), Grieks
wijsgeer en stichter van de naar hem genoemde school (epicuree�rs);
hij was van eenvoudige afkomst; zijn ouders, Atheense burgers,
hadden zich op Samos gevestigd. Epicurus vervulde zijn
dienstplicht te Athene. De volgende tien jaar bracht hij in
Klein-Azi� door, o.m. in Teos, waar hij bij Nausiphanes, een
volgeling van Democritus van Abdera, in de leer ging.
Deze invloed was beslissend: Epicurus zou het atomisme tot
grondslag van zijn filosofie maken (zie atoomtheorie). In 311
vestigde hij zich te Mytilene, waar hij zijn eerste leerlingen
verzamelde. Zijn filosofische ontwikkeling voltrok zich dus
buiten en onafhankelijk van de te Athene dominerende
filosofenscholen (zie academie, Peripatetische School).
In 307-306 vestigde hij zich als hun concurrent te Athene en
kocht daar een huis met de befaamde tuin (k�pos, ook benaming
voor de school). Nadat pogingen om via hellenistische vorsten
politieke invloed te winnen waren mislukt, leidde hij in de
intieme kring van zijn volgelingen een teruggetrokken en uiterst
sober leven.
Epicurus' devies lathe bioosas (= leef in het verborgene) is
spreekwoordelijk geworden. Net als bij andere hellenistische
filosofen zijn ook voor Epicurus geestelijke rust (ataraxia) en
persoonlijk geluk het hoogste in het leven. Geluk is zijns
inziens gebaseerd op h�don� ( 'lustgevoelen'); dit wordt als
afwezigheid van pijn gedefinieerd. Hoewel de lustgevoelens van
het lichaam de sterkste zijn, zijn die van de geest
waardevoller; het gaat niet om kortstondig genot met mogelijk
kwade gevolgen, maar om een blijvend gevoel van welbehagen.
Geestelijk welzijn is alleen mogelijk als de mens door de
filosofie bevrijd is van de angst voor de goden en die voor de
dood; het geluk is echter pas volmaakt als men gezond is en de
primaire lichamelijke behoeften zijn bevredigd. Dit alles
bereikt men het best binnen een kring van vertrouwde vrienden.
Epicurus' kennistheorie is empiristisch. Over het niet met de
zintuigen waarneembare moet de filosoof zich een theorie vormen
die met het waarneembare niet in strijd zal blijken en het
verklaart (ten aanzien van de hemelverschijnselen zijn
alternatieve verklaringen toegelaten). Dat is de atoomtheorie:
alles wordt herleid tot de (onzichtbare) kleinste deeltjes,
welke 'zijn' en niet tot niets kunnen verworden, en de lege
ruimte.
Al het andere is een combinatie van atomen, hoewel niet minder
're�el'. De atomen hebben, behalve vorm en grootte (als bij
Democritus), ook zwaarte en bewegen in hun oneindige hoeveelheid
met dezelfde snelheid in gelijke richting door de oneindige
ruimte. Binnen een 'ding' bewegen zij even snel als in de
ruimte, maar over korte afstand heen en weer: hoe korter de
afstand, hoe vaster de substantie.
Uit eigen beweging kunnen zij echter van de gegeven richting
afwijken (g��n 'aantrekking'): zo verklaart Epicurus hoe er
combinaties kunnen ontstaan en ook hoe het levend wezen over
vrije wil kan beschikken. Er zijn oneindig vele werelden,
sommige als deze, andere anders. Ertussen huizen de gelukzalige
goden: in vorm steeds gelijk blijvende atoomconcentraties.
De goden laten zich niet met mens en wereld in; hun
gelukzaligheid is ons evenwel een voorbeeld. Bang voor de goden
hoeft de mens dus niet te zijn: de atoomtheorie bevrijdt hem van
bijgeloof en draagt zo wezenlijk bij tot zijn geluk. Ook angst
voor de dood is irre�el: als de ziel uiteenvalt, is er niets
meer dat plezier of pijn kan voelen.
Waarneming en denken worden als volgt verklaard. De dingen
scheiden een voortdurende stroom beelden (eidoola) van zichzelf
af, welke zo ijl zijn, dat zij zonder tegenstand te ondervinden
ons met onvoorstelbare snelheid bereiken. Sommige bereiken onze
zintuigen, nog fijnere, w.o. die van de goden, onze geest.
Voortdurende neerslag van overeenkomstige waarnemingen verandert
onze ziel: zo ontstaan begrippen, de mogelijkheid een waarneming
te anticiperen (eventueel foutief), en zo wordt de taal
mogelijk.
Epicurus heeft veel geschreven, o.m. Canonice (over
kennistheorie) en een groot werk Over de natuur. Behalve een
aantal fragmenten hebben wij drie leerbrieven over, waarin de
grondslagen van het systeem bevattelijk aan leerlingen worden
uiteengezet: Aan Herodotus (kennisleer en atoomtheorie); Aan
Pythocles (leer der hemelverschijnselen); Aan Menoeceus
(ethiek). Bovendien de Kuriai Doxai ( 'Hoofdpunten van het
Systeem').
Een gedetailleerde en getrouwe weergave van het gehele systeem
vindt men in Lucretius' De rerum natura.