|
Deze
soort komt voor in het zuiden van Guinea, Sierra Leone
en Liberia en wordt ongeveer acht cm. lang. Het is een
wijdverspreide soort die in veel verschillende soorten
water leeft. Hierdoor vertoond de vis veel verschillende
lichaamsvormen en -kleuren. De populaties langs de
kusten zijn minder kleurrijk dan de in het binnenland
levende exemplaren en hun lichamen zijn langgerekter.
Deze vis leeft zowel in de wateren in het ongerepte woud
als in beken in de savanne. Waarschijnlijk is er een
aantal verwante soorten die qua vorm moeilijk van elkaar
te onderscheiden zijn. Men heeft geprobeerde de
verschillende populaties te kruisen, maar dat leverde
onvruchtbare nakomelingen op. De kweekbak moet groot
zijn met drijvende planten die de vissen kunnen
beschutten. In de paaitijd zijn de mannetjes agressief.
De eieren hebben een doorsneden van ongeveer 1,5 mm. Ze
komen bij en watertemperatuur van 22-24 graden C. na 12
tot 14 dagen uit. Aanvankelijk blijven de jongen in de
buurt van het wateroppervlak. De snelheid waarmee ze
groeien varieert, waardoor het noodzakelijk is de jonge
vissen naar grootte te sorteren. De vissen hebben
halfhard water nodig met toevoeging van zeewater of
keukenzout.
|