Rubriek :
Historische figuren
Ernest Claes
Claes, Ernest Andr�
Jozef (Zichem 24 okt. 1885 - Ukkel 2 sept. 1968), Belgisch
Nederlandstalig schrijver, promoveerde in de wijsbegeerte en
letteren te Leuven (1910), werd journalist, streed in de Eerste
Wereldoorlog, werd gewond en krijgsgevangen gemaakt bij Namen,
was ambtenaar bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers
(1913-1951), Brussels correspondent van Het Nieuws van den Dag
voor Ned.-Indi�, Batavia (1918-1935) en redacteur van Dietsche
Warande en Belfort. Hij is een van de meest gelezen en vertaalde
Vlaamse schrijvers. Hij vertelde gemoedelijk, vaak humoristisch
en grappig, liefst over zijn geboortestreek, op de grens van de
Kempen en Hageland. Daar speelt zijn beroemdste boek, De Witte
(1920, verfilmd 1934 door Jan Vanderheyden, 1980 door Robbe de
Hert), een fris verhaal van een rakker, met herinneringen uit de
jongensjaren van de schrijver en met enkele sluwe en harde
trekken die men ook in De vulgaire geschiedenis van Charelke Dop
(1923), over een oorlogswoekeraar, en in Clementine (1940)
aantreft. De voornaamste kwaliteiten van Claes' omvangrijke en
ongelijke productie liggen in de levensechte, soms alleen maar
grappige (Sichemsche novellen, 1921), soms ontroerende
vertelkunst (Jeugd, 1940; De moeder en de drie soldaten, 1939),
in de uitstekende kunst van het typeren (Wannes Raps, 1926;
Pastoor Campens zaliger, 1935) en enkele malen in een
opmerkelijke stilistische bekwaamheid (Floere het fluwijn,
1950). In ruimer opgezette werken als Het leven van Herman Coene
(2 dln., 1925, 1930) en Jeroom en Benzamien (1946), die door
televisiebewerkingen populair geworden zijn, had hij niet zo'n
gelukkige hand. Tussen 1950 en 1962 publiceerde hij verscheidene
boekdelen geromantiseerde memoires, die een soms belangrijke
documentaire waarde bezitten. Zijn van overheidswege beschermde
geboortehuis te Zichem is als museum ingericht. Sinds 1974
bestaat er een Ernest Claesgenootschap.