Rubriek :
Historische figuren
Eug�ne Delacroix
Delacroix, Eug�ne,
voluit: Ferdinand-Victor-Eug�ne (Val-de-Marne, Saint-Maurice, 26
april 1798 - Parijs 13 aug. 1863), Frans schilder en grafisch
kunstenaar, leerling van de classicist Gu�rin en van de �cole
des Beaux-Arts, ontmoette in 1816/1817 G�ricault, door wie hij
de kracht van de expressie leerde kennen, Bonington, wiens
heldere coloriet hem be�nvloedde en J.R. Auguste, die hem met
het ori�ntalisme in kennis bracht. Voorts werd hij be�nvloed
door het werk van Rubens en Veronese dat hij in het Louvre zag,
en door dat van Constable.
Zijn eerste belangrijke schilderij, Dante en Vergilius in de hel
(1822, Mus�e du Louvre, Parijs) oogstte grote waardering in de
Parijse Salon. Onmiddellijk hierna ontstond zijn eerste
hoofdwerk, Het bloedbad van Chios (1824, Mus�e du Louvre,
Parijs).
In 1825 verbleef Delacroix in Londen waar hij veel aquarelleerde
en een vloeiende, qua kleur vibrerende stijl ontwikkelde; voor
de Engelse literatuur zou hij zijn hele leven belangstelling
houden (Byron, Walter Scott). Zijn inzending voor de Salon van
1827 werd zeer slecht ontvangen: De dood van Sardanapalus (Mus�e
du Louvre, Parijs), een door thematiek en vormgeving typisch
romantisch werk met barokke, diagonaalsgewijze compositie,
opvallend gebruik van rood en een broeierige sfeer. De thema's
geweld en dood zouden, met de keuze van historische onderwerpen
en een gevoel voor het sensuele, zijn werk blijven kenmerken.
Delacroix was nu, na de dood van G�ricault, de belangrijkste
vertegenwoordiger van de romantische school. De Revolutie van
1830 inspireerde hem tot De Vrijheid die het volk leidt (1830,
Mus�e du Louvre, Parijs). In 1832 maakte hij een reis naar
Noord-Afrika, waar hij vooral veel aquarellen vervaardigde, voor
het eerst meer sereen van sfeer. Na zijn terugkeer in Parijs
maakte hij, met een aantal assistenten, een enorm programma aan
wandschilderingen in het Palais Bourbon (1838-1847), het Palais
de Luxembourg (1840-1846), het H�tel de Ville de Paris en
plafondschilderingen in de Salon d'Apollon in het Louvre (1850),
alle met aan de klassieke oudheid ontleende thema's en
allegorie�n. In deze periode verbleef hij veel te Nohant, bij
zijn vrienden Chopin en George Sand. De bloemstukken en
landschappen die hij hier en elders schilderde, dragen
pre-impressionistische trekken: een aantal (post)impressionisten
zou hem later als voorganger erkennen.
Delacroix' oeuvre omvat voorts veel kleine schilderijen, met
o.a. roofdierjachten. Hij was een uitstekend portretschilder
(1838, Chopin, Mus�e du Louvre, Parijs; 1860, zelfportret,
Uffizi, Florence). Zijn theorie�n over kunst zijn bekend uit
zijn Journal, dat hij van 1814 tot 1827 en van 1847 tot zijn
dood met kleine onderbrekingen heeft bijgehouden. Zijn werk is
in vele Franse musea te zien, o.m. in het Mus�e du Louvre en
Mus�e d'Orsay, beide te Parijs, en in Bordeaux, Bayonne en Lille.
Zijn atelier in Parijs is te bezichtigen.