Rubriek : De
mens - algemeen
Fenici� en Palestina
De smalle strook
land die in het Nabije Oosten tussen de Middellandse Zee en het
Libanon-gebergte ligt, werd na drieduizend voor Christus door
een Semitisch volk van onbekende oorsprong in bezit genomen. Met
de omvangrijke verschuivingen van volken en stammen, die
omstreeks 1200 voor Christus plaatsvonden, kwamen er ook
verdreven mensen in dit gebied terecht. Ze vermengden zich met
de reeds aanwezige bevolking en daaruit ontstond het volk van de
Fenici�rs.
De Fenici�rs waren de zeevaarders van de oudheid. Hun
handelstochten strekten zich voor die tijd ongelooflijk ver uit.
Ze voeren door de Straat van Gibraltar om uit Zuid-Engeland het
tin te halen, dat een noodzakelijk bestanddeel van het brons
vormde. Uit Zuid-Azi� haalden ze reukwerken en verder
verhandelden ze edelgesteentten, metalen en het beroemde hout
van de Libanon-ceders. Door hun talrijke handelscontacten met
allerlei landen en volken vervulden de Fenici�rs een zeer
belangrijke rol bij het verbreiden van de beschaving over het
Middellandse-zeegebied. Door die veelvuldige contacten met
andere volken leerden ze ook allerlei soorten schrift kennen.
Op
een werkelijk bewonderswaardige manier hebben ze uit de soms
raadselachtige spijkerschriften een zuiver klankteken-schrift
van 22 lettertekens ontwikkeld. Dit is de grondslag voor ons
moderne alfabet geworden. Fenici� vormde geen echte staat, maar
bestond uit aparte stadstaten. Deze erkenden gewoonlijk het
oppergezag van het rijk dat bij toerbeurt in Voor-Azi� het
machtigst was. Achtereenvolgens waren dat Egypte, Assyri� en
Perzi�. De belangrijkste Fenicische steden waren Djebail, dat
door de Grieken Byblos werd genoemd, Sidon en Tyrus. Omwille van
hun handelsbelangen stichtten de Fenici�rs handelsposten en
koloni�n, eerst in de oostelijke helft en later ook in de
westelijke helft van de Middellandse Zee. De beroemdste kolonie
was Carthago, wat 'Nieuwe Stad' betekent. Carthago werd gesticht
door een aantal politieke vluchtelingen uit Tyrus. De kolonie
kwam omstreeks 814 voor Christus tot stand op de noordkust van
Afrika, op zestien kilometer afstand van het tegenwoordige
Tunis. Geleidelijk groeide Carthago uit tot de machtigste
handelsmogendheid van het westelijk bekken van de Middellandse
Zee. Dit ging niet zonder strijd, maar de Puni�rs, zoals de
inwoners van Carthago werden genoemd, behielden steeds de
overhand. Pas het machtige Romeinse Rijk zou Carthago
vernietigen. Niet altijd slaagden de Fenici�rs erin, met de
nieuwe heersers van het Nabije Oosten op goede voet te blijven.
Toen de stadstaat Sidon eens tegen de Assyri�rs in opstand was
gekomen, werd het voor straf verwoest.
Palestina is gelegen tussen de rivier de Jordaan en de
Middellandse Zee. Het is vergeleken bij de woestijnachtige
omgeving een relatief vruchtbaar gebied. Dat hangt samen met het
feit dat het bestaat uit een zeer diep dal, dat voor een deel
zelfs beneden de zeespiegel ligt, en verder uit een tamelijk
laag bergland. Dit land, ook wel Kana�n geheten, was naar mening
van de zonen van Isra�l hun erfdeel geworden. De oorsprong van
het volk van Isra�l gaat terug tot ver in de Soemrische tijd.
Omstreeks 1800 voor Christus zou de stamvader Abraham uit zijn
geboortestad Haran, gelegen aan een zijrivier van de Eufraat,
weggetrokken zijn om een zwervend bestaan te gaan leiden. Na
verloop van tijd kwam hij vanuit het oosten Kana�n binnen. De
Kana�nieten noemden Abraham en zijn familie daarom 'Hebree�n',
wat betekent 'zij die van de overkant kwamen'. De kleinzoon van
Abraham werd Jakob of Isra�l genoemd en zo kwam de naam
Isra�lieten in gebruik.
Wegens een hongersnood trok Jakob met zijn familie naar Egypte,
waar de Isra�lieten of joden het bestaan van vrije herders
leidden. Als Chabiru of Hebree�n vinden we ze genoemd in de
El-Amarna-brieven. Mogelijk zijn ze door farao Ramses II uit
Egypte verdreven. Bij hun rondtrekken door de steppen en de
Sina�-woestijn, trad Mozes als leider op. Hij gaf zijn volk de
Tien Geboden en nog tal van andere wetsregels. Dat hij de wetten
van zijn god, Jahwe, had ontvangen was een gedachte die in het
Nabije Oosten wel vaker voorkwam.
De Isra�lieten leefden in Kana�n temidden van de andere stammen
en vonden hun bestaan in akkerbouw en veeteelt. Ze kenden ��n
god, Jahwe. Maar soms gingen ze ertoe over de goden van Kana�n
te vereren. Soms ook kwamen ze onder vreemde heerschappij.
Richteren of rechters traden dan op als leiders in de
vrijheidsstrijd. Ze brachten hun volk dan weer terug tot het
geloof in ��n god : Jahwe.
De laatste van de richteren was Samuel. Daarna kozen de stammen
Saul tot legerkoning. Dit gebeurde om de dreiging van de
Filistijnen beter te kunnen weerstaan. Zijn opvolger David
bracht de stammen tot een staatkundige eenheid. De koninklijke
macht was het grootst onder Salomo (972-933 voor Christus). Na
zijn dood splitste het rijk zich in twee kleinere rijken : het
zuidelijk deel Juda met Jeruzalem als hoofdstad en het
noordelijk deel met Samaria als hoofdstad. Deze rijken laten
steeds met elkaar en met andere rijken overhoop.
In 721 voor Christus werd Isra�l veroverd door Sargon II, en in
586 voor Christus werd Juda veroverd door de koning van het
Nieuw-Babylonisch rijk, Neboekadnezar. Deze voerde een groot
deel van de joden naar zijn land : de Babylonische Ballingschap
(604-562 voor Christus).
Nadat de Perzische koning Cyrus de stad Babylon veroverd had,
mochten de joden naar Jeruzalem terugkeren. Hun politieke
zelfstandigheid waren ze echter voorgoed kwijt. (foto : reli�f
van een Fenicisch schip)