Rubriek :
Historische figuren
Fjodor Dostojevski
Dostojevski, Fjodor
Michajlovitsj (Moskou 30 okt. [11 nov.] 1821 - Sint-Petersburg
28 jan. [9 febr.] 1881), Russisch romanschrijver, zoon van een
arts, was 16 jaar oud toen zijn moeder stierf; twee jaar later
werd zijn vader door lijfeigenen op zijn buitengoed vermoord.
Dostojevski trad in 1842 als luitenant in dienst, maar nam in
1844 ontslag om zich geheel aan de literatuur te wijden. Hij had
toen reeds enkele vertalingen (o.a. Balzacs Eug�nie Grandet) op
zijn naam staan en kennis gemaakt met de invloedrijke criticus
Belinski, die zijn eersteling, Bednyje ljoedi (= Arme mensen,
1845), zeer gunstig beoordeelde. Het boek had veel succes, maar
de korte tijd later gepubliceerde roman Dvojnik (= De
dubbelganger, 1846) en enkele korte verhalen vonden een minder
goed onthaal.
In 1847 begon Dostojevski wekelijks de bijeenkomsten van de
radicale kring van Petrasjevski te bezoeken, waar sociale en
politieke problemen werden besproken. In april 1849 werden de
leden, onder wie Dostojevski, gearresteerd. Na acht maanden
gevangenis werd hij met 20 medegevangenen ter dood veroordeeld.
Hij stond reeds voor het vuurpeloton, toen het bericht kwam dat
de straf werd omgezet in vier jaar verbanning naar Siberi�. Deze
gruwelijke ervaring en de vier jaren in Omsk als dwangarbeider
hebben Dostojevski's leven blijvend be�nvloed. Zijn gezondheid,
altijd al zwak, werd uitgesproken slecht (hij leed aan frequente
aanvallen van epilepsie); zijn levensovertuiging, tot zijn
verbanning volgens eigen zeggen athe�stisch en militant
socialistisch, richtte zich in deze jaren op het christendom.
Een opmerkelijk verslag van de Siberische periode is te vinden
in het in 1861 gepubliceerde Zapiski iz mjortvogo doma (=
Herinneringen uit het dodenhuis).
In 1854 werd Dostojevski als gewoon soldaat geplaatst in een
infanteriebataljon in Semipalatinsk. Hij schreef er Selo
Stepantsjikogo i ego obitateli (= Het dorp Stepantsjikovo en
zijn inwoners, 1859) en ging in 1856 een - niet gelukkig -
huwelijk aan met de weduwe Isajeva (overl. 1863). Het echtpaar
keerde in 1859 terug naar Sint-Petersburg, waar Dostojevski met
zijn broer Michail het tijdschrift Vremja (= De tijd, 1861)
oprichtte. Hierin werden pogingen gedaan de 'Russische idee' en
de sociale en politieke opvattingen van het Westen met elkaar te
verzoenen. Ook de roman Oenizjennyje i oskorblennyje (= De
vernederden en vertrapten, 1861) werd gepubliceerd in dit
tijdschrift, dat in 1863 werd verboden. De broers begonnen een
nieuw blad, Epocha, maar de uitgave werd gestaakt na Michails
dood in 1864. Dostojevski had toen zijn eerste reis naar het
Westen achter de rug, gemaakt in gezelschap van de 20-jarige
schrijfster Appollonia Soeslova, met wie hij een stormachtige,
maar ongelukkige verhouding had; zij heeft model gestaan voor
diverse van zijn romanfiguren. Tijdens deze reis had zich zijn
hartstocht voor de roulette ontwikkeld, die funest werd, toen
hij na de dood van zijn broer in grote financi�le moeilijkheden
raakte; jarenlang was hij gedwongen de rechten van zijn boeken
reeds bij voorbaat aan zijn uitgever af te staan. Pas door de
kunde en toewijding van de 25 jaar jongere Anna Snitkina, zijn
secretaresse, die in 1867 zijn vrouw werd, kwam hij gaandeweg
uit de financi�le zorgen; om de schuldeisers te ontlopen, woonde
het echtpaar tussen 1867 en 1871 buiten Rusland, nl. in Dresden,
Zwitserland en Florence, waar o.a. Idiot ontstond. Dnevnik
pisatelja (= Dagboek van een schrijver) verscheen in het rechtse
tijdschrift Grazjdanin (= De burger), waarvan Dostojevski van
1873 tot 1874 redacteur was; in 1876 werd het zelfstandig
gepubliceerd en kreeg ruime aandacht.
Zijn roem bereikte een hoogtepunt bij de onthulling van het
Poesjkin-monument te Moskou in 1880, waar hij een beroemde rede
hield die het gemeenschappelijk ideaal van alle Russen, westers
of niet-Westers geori�nteerd, tot onderwerp had en groot
enthousiasme opwekte. Enkele maanden later overleed hij. Zijn
woonhuis in Sint-Petersburg (Leningrad) is in 1971 als
Dostojevski-museum opengesteld.
Het werk van Dostojevski's v��r-Siberische periode staat naar
onderwerp en stijl nog sterk onder invloed van Gogol. De
dubbelganger echter, met zijn hallucinerende sfeer en het thema
van de gespleten persoonlijkheid, geeft reeds een aankondiging
van de werken na 1864: Zapiski iz podpolja (= Memoires uit het
souterrain, ook vertaald als Aantekeningen uit het ondergrondse,
1864), Prestuplenije i nakazanije, ook vertaald als: Schuld en
boete, 1866), Igrok (= De speler, 1868), Idiot (= De idioot,
1868), Vetsjnyj moezj (= De eeuwige echtgenoot, 1870), Besy (=
De demonen, ook vertaald als: Boze geesten, 1872), Podrostok (=
De jongeling, 1875), Krotkaja (= De zachtmoedige, 1876) en
Bratja Karamazovy (De gebroeders Karamazov, 1880). Het zijn
dramatische romans, waarin religieus-filosofische en
politiek-sociale grondgedachten met elementen van detective-,
feuilleton- en boulevardromans zijn verweven tot gecompliceerde,
deels romantische, deels naturalistische verhalen.
Als romanschrijver wordt Dostojevski meestal gerekend tot de
psychologische realisten, maar zijn realisme bevat sterk
surrealistische elementen. Het ongrijpbaar knappe in zijn
typeerkunst is de onloochenbare levensechtheid van zijn
buitenissige figuren, die hij uiterst merkwaardige levens laat
leiden en in de vreemdste situaties (samen)brengt. De
afwezigheid van moraliserende zeden- en maatschappijschildering
is opvallend. Dostojevski's engagement richt zich op het
misdeelde, soms ziekelijke, individu en op het abnormale en
morbide; hij was sterk gepreoccupeerd met het verschijnsel
misdaad. Hoewel Dostojevski bij uitstek verteller is, heeft zijn
stijl niet de verfijnde verzorgdheid en vormkracht als die van
Poesjkin en Tolstoj, maar is nerveus, slordig bijna; hij
gebruikt met opzet herhaling en emfase. Zijn gehele leven heeft
hij geworsteld met de tegenstellingen geloof en ongeloof, goed
en kwaad; zijn inzicht in de verborgen diepten van de menselijke
geest anticipeert op Freud en Nietzsche, welke laatste in boeken
als Der Wille zur Macht en Also sprach Zarathustra geestelijk
verwant aan Dostojevski kan worden genoemd.
Hoewel Dostojevski als scheppend kunstenaar belangrijker is dan
als denker, is zijn invloed, met name op de ontwikkeling van het
Russische denken, zeer groot geweest. Zijn anti-Europese houding
en zijn fervent anti-katholicisme zijn de negatieve aspecten van
zijn geloof in het Russische volk, dat hij verheerlijkte en zag
als geroepen een zending in Europa te vervullen. Hij verwierp de
Europese opvatting van het socialisme en zag in revolutie
slechts een manifestatie van de boosheid van een
materialistische geest. Het grote probleem dat zijn leven
beheerste en dat in vrijwel al zijn werken tot uiting komt, is
de vraag naar het bestaan van God en de verzoening van dit
bestaan met het lijden in de wereld. De literaire uitwerking van
dit probleem heeft Dostojevski gemaakt tot een der grootsten in
de wereldliteratuur.