Rubriek :
Historische figuren
Flavius Josephus
eigenlijk Joseph ben
Mathitjahoe ha-Kohen (Jeruzalem ca. 37 - Rome na 100), joods
geschiedschrijver uit een priesterfamilie, was bij het begin van
de Joodse Opstand als gezant in Rome (66). Terug in Galilea
voerde hij een groep opstandelingen aan. Hij slaagde er niet in
het verzet in de provincie doelmatig te organiseren. Te Jotapata
door de Romeinen ingesloten, verdedigde hij de vesting.
Naderhand gaf hij zich onder onduidelijke omstandigheden als
gevangene over aan Vespasianus en redde zijn leven door deze het
keizerschap te voorspellen (67). Hij werd door velen van verraad
verdacht. Tot de val van Jeruzalem (70) bleef hij in het gevolg
van Titus. Daarna vestigde hij zich te Rome en kreeg het
Romeinse burgerrecht.
Hij schreef een indrukwekkende serie werken: De joodse oorlog
(75-79, eerst in een Aramese versie, later in het Grieks) in
zeven boeken, waarin hij, nogal tendentieus, de Zeloten de
schuld geeft van de opstand, het joodse volk en zijn
aristocratie hiervan vrijpleitend. In De joodse oudheden (93-94)
in 20 boeken (van de schepping tot 66 n.C.) tracht hij het
Romeins-Griekse publiek met het jodendom vertrouwd te maken en
te verzoenen. Bovendien schreef hij zijn autobiografie (Vita
Josephi), waarin hij zich vrijpleit van eventuele verraderlijke
handelingen, en een apologetisch werk Contra Apionem, een
bestrijding van Apion en andere anti-joodse schrijvers. Josephus
heeft ongetwijfeld uit thans verloren bronnen geput, maar
meermalen is hij onbetrouwbaar. Zijn grootste verdienste ligt
hierin, dat hij voor de joodse geschiedenis van 135 v.C. tot 73
n.C. bijna de enige bron is. Door de joden als verrader
beschouwd en doodgezwegen, werd hij door de kerkvader Hi�ronymus
als de joodse Livius geroemd. Hoewel tegenstander van joods
nationalisme, was Josephus een vurig verdediger van de joodse
godsdienst en cultuur.