Fluweelboleet
Xerocomus subtomentosus
Deze aparte paddestoel kenmerkt zich door mooie,
gele pori�n, die bij beschadiging niet blauw
kleuren. De hoed is drie tot tien cm breed,
fluwelig tot donzig, dof en bruingeel, oker-,
olijfbruin tot bruingrijs van kleur. De steel,
vijf tot tien cm lang en ��n tot twee cm dik, is
cilindrisch of spoelvormig, vaak gegroefd en
meestal geel. Het vlees in de hoed is
boterachtig en wittig; in de steel is het hard,
vezelig en geel. De smaak en geur zijn
aangenaam; alleen de hoedhuid is wat bitter.
Deze boleten groeien van juni tot oktober onder
loof- en naaldbomen. Ze komen veel voor van het
laagland tot in heuvelachtige gebieden. Dit is
een eetbare en smakelijke paddestoel. Wel is het
raadzaam de houtige stelen en de hoedhuid te
verwijderen.
|