Fokken van
slangen
Fokken
zou het doel moeten zijn van alle respectabele
slangenhouders. Het vangen van slangen in het
wild heeft ernstige gevolgen gehad voor wilde
populaties en, in sommige gevallen, voor hun
leefgebied (hoewel dit in de meeste gevallen
verwaarloosbaar was in vergelijking met de
aantasting door de landbouw, houtwinning en
industri�le ontwikkeling). Nu de technieken
bekend zijn om slangen ertoe te bewegen zich
voort te planten, is het niet nodig om gebruik
te maken van wilde populaties, behalve voor het
introduceren van nieuwe soorten of om inteelt te
voorkomen door een enkel wild exemplaar te
vangen dat niet verwant is met bestaande
fokpopulaties.
Vergeet niet dat slangen dezelfde drang tot
voortplanting hebben als ieder ander levend
organisme. Het is niet nodig hen tot paren te
dwingen, laat de natuur hierbij maar haar gang
gaan. Goede resultaten worden bereikt door te
letten op elementaire zaken als de juiste
omgeving en voeding en door kennis op te doen
over de meer gespecialiseerde technieken.
Voor de fok bestemde slangen moeten vooraf in de
juiste conditie worden gebracht. Dit houdt
voornamelijk in dat zij goed gevoed (maar niet
overvoerd) en zonder ziekten of parasieten
moeten zijn. Het kan soms wel twee jaar duren
voordat in het wild gevangen slangen zich in
gevangenschap thuisvoelen. Tot die tijd zullen
zij niet met succes paren. Indien mogelijk moet
een fokpaartje qua grootte bij elkaar passen en
van hetzelfde genetische type zijn. Ze worden
afzonderlijk gehuisvest; voor de paring worden
ze bij elkaar gelaten totdat ze verscheidene
keren hebben gepaard of totdat het duidelijk is
dat het vrouwtje eieren aan het vormen is.
Noordamerikaanse en Europese slangen hebben
vrijwel altijd een afkoelingsperiode nodig
voordat ze bevruchte eieren produceren. Dit komt
omdat de mannetjes bij hoge temperaturen geen
levensvatbaar sperma kunnen produceren en als ze
dan paren, zullen de eieren onbevrucht blijken
te zijn. In de regel is een temperatuur van zo'n
vijftien graden Celsius genoeg, maar sommige
bergsoorten vereisen een nog lagere temperatuur.
De paring vindt daarna in het voorjaar plaats,
zodra de dieren opgewarmd zijn. Tropische
soorten moeten ook worden afgekoeld, maar niet
zo drastisch. Let erop dat sommige soorten in
deze tijd van het jaar paren en dus bij elkaar
moeten worden gezet terwijl ze afgekoeld zijn.
|