Rubriek :
Historische figuren
Francis Bacon
Bacon, Francis (Sir)
(Londen 22 jan. 1561 - Highgate 9 april 1626), Engels staatsman
en geleerde, zoon van Nicholas Bacon (grootzegelbewaarder onder
koningin Elizabeth I), sloot reeds op veertienjarige leeftijd
zijn studie te Cambridge af. Hij verbleef drie jaar te Parijs,
waar hij in contact kwam met het humanisme, dat van grote
invloed op Bacon geweest is.
Hij keerde terug naar Engeland en werd in 1584 lid van het
parlement. Wegens zijn grote kennis van het Engelse recht nam
Elizabeth hem op in haar regeringsraad. Jacobus I benoemde Bacon
in 1617 tot grootzegelbewaarder en in 1618 tot Lord Chancellor.
In dat jaar verhief hij hem ook tot baron van Verulam. In 1621
werd Bacon, beschuldigd van het aannemen van steekpenningen,
ontslagen.
Veel belangrijker dan zijn politieke carri�re is echter zijn
wetenschappelijke arbeid geweest. Bacon streefde naar een
alomvattende vernieuwing (een 'Instauratio Magna') van de
wetenschap. Zijn grootse plannen heeft hij slechts gedeeltelijk
op schrift kunnen stellen. In zijn De Augmentis Scientiarum
kritiseerde hij de stilstand van de wetenschap sinds de Grieken
en beproefde een nieuwe indeling van de wetenschappen. Bovendien
toonde hij zich een voorstander van een organisatie van de
wetenschap in internationaal verband.
Het meest bekend is zijn geschrift Novum Organon (het 'Nieuwe
Werktuig'), een titel doelbewust door hem gekozen om de
tegenstelling met het oude Organon van Aristoteles te doen
uitkomen. Het doel van de wetenschap lag voor Bacon in het
beheersen van de natuur, waarmee (door praktische toepassingen)
de menselijke vooruitgang het best gediend was: 'Kennis is
macht'. Pas na een grondige zuivering van het menselijk
kenvermogen was een dergelijk doel te verwerkelijken.
Bacons analyse van de menselijke vooroordelen, zijn vroege
ideologiekritiek, waarmee hij op de Verlichting en de moderne
kennissociologie vooruitloopt, is zeer bekend. Hij onderscheidde
vier soorten van menselijke dwalingen, die hij drogbeelden (idola)
noemde. Hij onderkende, dat het verstand be�nvloed en
vertroebeld wordt zowel door de wil en de hartstochten (de idola
tribus, de drogbeelden van de menselijke stam) als door ieders
aanleg en opvoeding (de idola specus, de drogbeelden van de
grot). Tevens wees hij op de soms verwarrende invloed van de
taal bij het intermenselijk verkeer (de idola fori, de
drogbeelden van de markt) en ten slotte betitelde hij de
overgeleverde en ingewortelde voorstellingen van de oude
filosofen als de 'drogbeelden van het theater' (de idola theatri).
Was het verstand eenmaal zoveel mogelijk van deze drogbeelden
gezuiverd, dan kon de wetenschap opnieuw worden opgebouwd.
Slechts de inductieve methode, met als leidraad de menselijke
ervaring en waarneming, leidde tot de ware wetenschap.
Bacon onderschatte in zijn wantrouwen jegens de taal de
uitermate belangrijke en onmisbare functie in de
(natuur)wetenschap van de deductie en de theorievorming. Tot een
praktische toepassing van zijn methode is hij nooit gekomen.
Vooral na 1640 werden zijn idee�n gemeengoed in Engeland en ver
daarbuiten. In zijn onvoltooid werk Nova Atlantis ontwierp Bacon
een beeld van de ideale maatschappij, niet door politici, maar
door een uitgelezen schare van beoefenaars van de nieuwe
wetenschap bestuurd. Hun rol is gelijk aan die van de filosofen
in Plato's Republiek.
Overigens is bij Bacon een merkwaardig samengaan te constateren
van radicalisme en conservatisme. Tegenover het radicalisme in
zijn wetenschapstheorie stond een politiek conservatisme. Bacon
was nl. de overtuiging toegedaan, dat de vooruitgang van de
nieuwe wetenschap de bestaande politieke constellatie geenszins
zou aantasten, doch eerder bestendigen.