Rubriek :
Historische figuren
Frans van Cauwelaert
Cauwelaert, Frans
van, voluit: Jan Frans (O.-L.-Vrouw-Lombeek 10 jan. 1880 -
Antwerpen 17 mei 1961), Belgisch advocaat en politicus, broer
van August van Cauwelaert, studeerde geneeskunde en wijsbegeerte
(later ook rechten) in Leuven en werd in 1910 kamerlid voor de
Meetingpartij. Tot zijn dood bleef hij het arrondissement
Antwerpen vertegenwoordigen als lid van de katholieke partij
(waarin de Meetingpartij na de Eerste Wereldoorlog was opgegaan)
en na 1945 van de CVP, waarin hij tot de Vlaamsgezinde vleugel
behoorde. Op 6 juni 1931 tot minister van Staat benoemd, werd
hij achtereenvolgens minister van Nijverheid, Middenstand en
Binnenlandse Handel en van PTT (jan.-juni 1934), van Landbouw en
Economische Zaken (juni-nov. 1934) en van Landbouw en Openbare
Werken (nov. 1934 - jan. 1935). Hij nam ontslag wegens scherpe
aanvallen tegen zijn persoon in het kader van de campagne van de
katholieke oud-minister Paul Crokaert tegen de zgn.
politico-financi�le schandalen. Van 1939 tot 1954 was hij
voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na de
Tweede Wereldoorlog was hij vooral op het buitenlandse vlak
actief, als lid van de Raad van Europa (1949-1961),
afgevaardigde bij de VN (1954-1959), lid van de WEU (1955),
voorzitter van de Belgische Parlementaire NATO-vereniging
(1955-1961) en eerste voorzitter van de Raadgevende
Interparlementaire Beneluxraad (1957). Sinds 1921 was hij
gemeenteraadslid en van 1921 tot 1932 burgemeester van
Antwerpen.
De politieke activiteiten van Van Cauwelaert stonden grotendeels
in het teken van de Vlaamse Beweging, waarin hij reeds in zijn
studententijd actief was, o.m. als medestichter van het
Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) te Leuven (1902).
Hij zag de Vlaamse Beweging als een ontvoogdingsstrijd van het
hele volk op alle gebieden, waarbij de taal de belangrijkste rol
speelde. Als nieuwgekozen parlementslid voerde hij vanaf 1910,
tezamen met de socialist Huysmans en de liberaal Franck ( 'de
drie kraaiende hanen'), een grootscheepse actie voor de
vernederlandsing van de Gentse universiteit. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog verbleef hij in Nederland, waar hij werkzaam was
bij de Belgische vluchtelingen. Hij werkte mee aan De Vlaamsche
Stem, maar toen de redactie zich uitsprak voor een zelfstandig
Vlaanderen viel hij het dagblad aan en sedert 27 aug. 1915 gaf
hij met Julius Hoste Vrij Belgi� uit, waarin hij zich kantte
tegen het activisme. Ook met de leiding van de Frontbeweging,
die eveneens voor zelfbestuur opkwam, kwam het (in 1918) tot een
breuk. Van Cauwelaert zou politieke zelfstandigheid als middel
of doel van de Vlaamse Beweging blijven afwijzen. Hij meende dat
de Vlamingen op grond van hun demografische en economische
meerderheidspositie ook de politieke macht in het unitaire
Belgi� zouden verwerven. In 1917 stichtte Van Cauwelaert te
's-Gravenhage het Vlaamsch-Belgisch Verbond, met het door hem
opgestelde zgn. Minimumprogramma, dat na de oorlog als leidraad
voor de parlementaire actie van de minimalisten fungeerde. Zijn
eerste naoorlogse verwezenlijking was de publicatie vanaf 4 dec.
1918 van De Standaard, waarvan hij aanvankelijk hoofdredacteur
en tot 1929 voorzitter van de raad van beheer was. In deze krant
voerde hij een felle campagne tegen het Vlaams-nationalisme,
hoewel hij gaandeweg de amnestiebeweging steunde. Als voorzitter
van de Katholieke Vlaamsche Landsbond (1919-1925) en van de in
1921 opgerichte Katholieke Vlaamsche Kamergroep domineerde hij
na de Eerste Wereldoorlog het katholiek flamingantisme. In mei
1919 interpelleerde hij, te zamen met A. van de Perre en A. van
de Vyvere (de interpellatie van de drie Van's), over de
taaltoestanden in het leger tijdens de oorlog. Hij had een groot
aandeel in de totstandkoming van de tussenoorlogse
taalwetgeving, die het openbare leven in Vlaanderen officieel
eentalig maakte en aldus het Minimumprogramma in grote mate
verwezenlijkte. Na 1935 verminderde zijn historische rol als
politiek leider van de Vlaamse Beweging. Toch werd hij nog in
1939 de eerste voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie
voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgi�. Zijn
burgemeesterschap van Antwerpen was het gevolg van verdeeldheid
in de katholieke partij. Als leider van de democratische vleugel
sloot hij met C. Huysmans, leider van de Antwerpse socialisten,
een 'mystiek huwelijk', waardoor een eind kwam aan het
conservatief-katholiek-liberale bewind van de stad. Onder zijn
bewind als burgemeester en tevens als schepen van de haven werd
het grondgebied van Antwerpen uitgebreid en de haven aanzienlijk
vergroot.