|
Acer
monspessulanum.
Familie der Aceracee�n. In verschillende delen van
Europa. Hoogte tien tot vijftien meter. Schors met diepe
lange spleten. Jonge twijgen glad. Bladeren blijven aan
de boom tot laat in het seizoen, enkelvoudig,
tegenoverstaand, met drie lobben, stomp en gaafrandig;
bladschijf leerachtig, groene bovenkant, onderkant
witachtig. Kleine bloemen in zittende tuilen. Tweedelige
splitvrucht met korte, niet uitgespreide vleugels. Deze
soort stelt weinig eisen aan de bodem; kan op de
droogste zandgrond groeien. Langzame groei. Hout zwaar,
hard, gebruikt door timmerlieden, goed brandhout. Dit is
een sierboom waarvan geen bijzondere vari�teiten vermeld
kunnen worden.
|