Rubriek :
Historische figuren
Frederik Hendrik van
Oranje
(Delft 29 jan. 1584
- Den Haag 14 maart 1647), graaf van Nassau, prins van Oranje,
was het jongste kind van Willem van Oranje en diens vierde
vrouw, Louise de Coligny. Hij werd geboren enkele maanden nadat
het gezin had moeten wegtrekken uit Antwerpen (zijn hele leven
zou verovering van deze stad hem als doel voor ogen blijven
staan). Frederik Hendrik werd door zijn moeder met grote zorg
opgevoed en droeg levenslang in uiterlijke en innerlijke
beschaving, alsmede in zijn religieuze opvattingen het stempel
van haar tolerante en vrijzinnige geest. Zijn gouverneur was
Johannes Uyttenbogaert, later een prominent remonstrant. Bestemd
voor een militaire loopbaan, werd Frederik Hendrik tevens van
jongsaf door kopstukken uit Maurits' keurtroepen in de
krijgskunde onderwezen; van zijn negende jaar af bekleedde hij
enige titulaire, maar lucratieve militaire rangen. Ruim een jaar
diende hij als page aan het Franse hof, maar in 1599 keerde hij
op verlangen van de Hollandse regenten naar de Nederlanden
terug. Sindsdien ontving hij een doelgerichte militaire vorming
in de geest van Maurits en Simon Stevin, d.i. op mathematische
basis. Hij nam, aanvankelijk alleen als toeschouwer, later als
lid van Maurits' staf, sinds 1600 deel aan al diens operaties:
Slag bij Nieuwpoort (1600), belegeringen van Grave (1602), Sluis
(1604) en Bredevoort (1607). Na afloop van het Twaalfjarig
Bestand (1621) werd hij generaal der cavalerie en kort v��r
Maurits' dood (april 1625) opperbevelhebber der Staatse legers.
Kort daarna werd hij diens opvolger als kapitein- en
admiraal-generaal en tevens als stadhouder van Holland, Zeeland,
Utrecht, Gelderland en Overijssel.
Hij hervatte onmiddellijk de in Maurits' laatste jaren vrijwel
gestaakte oorlogvoering en vestigde zijn naam als
'stedendwinger' door de geslaagde belegeringen van Groenlo
(1627), 's-Hertogenbosch (1629), Maastricht, Sittard, Stralen,
Roermond en Venlo (1632), Rijnberk, Schenkenschans en Breda
(1637) en ten slotte, na een vrij lange onderbreking, Sas van
Gent (1644) en Hulst (1645). Wat betreft de strijd in het open
veld kenmerkte hem eenzelfde terughoudendheid als Maurits. Er is
een uitlating van hem overgeleverd: 'God beware ons voor
veldslagen'. Onmiskenbaar behoorde hij, hoe moedig en soms zelfs
roekeloos ook persoonlijk, als veldheer tot het klassieke 'cunctator'-type,
dat huiverig is voor het nemen van risico's. Zo liet hij in
1631, terwijl het leger zich reeds vrijwel ter plaatse bevond,
een beraamde belegering van Brugge niet doorgaan, waartoe zijn
omgeving de kansen zeer gunstig achtte. Voor de hem verweten
aarzeling in de nazomer van 1632 van het veroverde Maastricht
uit door te stoten naar Brussel, zijn echter zeer steekhoudende
gronden aan te voeren. Later zouden speciaal de Staten van
Holland, aangevoerd door Amsterdam, dat beducht was voor de
concurrentie van een herwonnen Antwerpen, zich hardnekkig tegen
een dergelijke penetratie verzetten. Wel wisten behendige
medestanders van de prins in 1634-1635 zelfs de Staten van
Holland voor een verbond met Frankrijk en een daarmee beoogde
verdeling van de Zuidelijke Nederlanden te winnen, maar het
dozijn veldtochten, door Frederik Hendrik bij gratie van dit
verbond ondernomen, heeft in geen enkel opzicht tot diens roem
bijgedragen. Hij bleek niet opgewassen tegen de laatste grote
legeraanvoerder aan Spaanse zijde: de kardinaal-infant Don
Fernando (Ferdinand van Oostenrijk). Toen deze in 1641 stierf,
was van Frederik Hendriks eens zo schitterende gestalte slechts
een schaduw over. De Staten-Generaal en daarin dan speciaal de
naar vrede strevende Staten van Holland hadden hem van bijna
alle invloed op de buitenlandse politiek beroofd en zijn
lichamelijke en geestelijke krachten namen in snel tempo af. Tot
ca. 1640 had hij die politiek zeer sterk be�nvloed. Door middel
van zogenaamde Grote Besognes onttrok hij doorlopend belangrijke
beslissingen aan de controle van de Staten-Generaal, wat lange
tijd straffeloos kon geschieden, doordat hij met gebruikmaking
van zijn invloed op de magistraatsbestelling en op de militaire
carri�re van de meeste landedelen de Statencolleges, speciaal
die van Utrecht, Gelderland en Overijssel, wist vol te stoppen
met zijn ogendienaars. Meer nog dan de pro-Franse gezindheid,
die hij met zijn beide ouders gemeen had, druiste zijn door
dynastieke belangen ge�nspireerde toenadering tot de Stuarts
tegen de nationale belangen in. Behoedzaam, maar zonder ophouden
streefde hij ernaar zijn familie op het niveau van de Europese
vorstenhuizen te brengen en daartoe moest de verbinding met de
Stuarts dienen, tot stand gekomen door het huwelijk van zijn
zoon met de dochter van Karel I. In samenhang daarmee staat zijn
streven naar het verwerven van een soevereine positie in de
Republiek der Verenigde Nederlanden; de brug daarnaar toe moest
het stadhouderschap in alle gewesten worden. In 1640 leed dit
pogen echter een beslissend gebleken nederlaag, toen de Staten
van Friesland, hoezeer ook met geld bewerkt, bleven weigeren hem
tot hun stadhouder te benoemen. Wel kreeg hij in 1640 deze
waardigheid in Groningen en Drenthe.
Frederik Hendriks historische betekenis is drie�rlei. In de
eerste plaats heeft hij door zijn met succes bekroonde
krijgsondernemingen - die samen beslisten over de toekomst van
Twenthe, Gelderse Achterhoek, Noord-Brabant, een paar stukken
van Limburg en eindelijk Zeeuwsch-Vlaanderen - het territorium
van de staat der Noordelijke Nederlanden in hoofdzaak bepaald.
Vervolgens heeft hij door in de trant van zijn vader met de
ondoorgrondelijkheid van de sfinx voet te geven aan tolerante en
vrijzinnige stromingen in de gereformeerde Kerk, in dezen nauw
samenwerkend met de toonaangevende Hollandse regenten, de
Republiek tot de meest tolerante staat van het ancien r�gime
helpen maken. Ten slotte heeft zijn dynastieke politiek in ieder
geval tot resultaat gehad, dat het Huis Oranje door andere
dynastie�n als gelijkwaardig werd erkend (in 1635 liet de Franse
koning hem met 'Hoogheid' aanspreken, in plaats van met het tot
dusverre gebruikelijke 'Excellentie'). Enkele weken v��r de dood
van Maurits was hij op diens zeer sterke aandrang in het
huwelijk getreden met hun achternicht Amalia van Solms-Braunfels,
die mee naar Den Haag was gekomen in het gevolg van de in
ballingschap gedreven 'Winterkoningin', Elisabeth Stuart, de
echtgenote van Frederik van de Palts. Al naargelang het klimmen
der jaren werd de invloed der prinses op zijn politieke
gedragingen steeds duidelijker waarneembaar. Uit dit huwelijk
werden ��n zoon, Willem II, en enige dochters, van wie Louise
Henri�tte (gehuwd met Frederik Willem van Brandenburg) en
Albertina Agnes de bekendste zijn, geboren. Bovendien had
Frederik Hendrik uit een oudere illegitieme verhouding met de
burgerdochter Catharina Bruyns een zoon: Frederik van
Nassau-Zuylesteyn, die levenslang een paladijn bleef van zijn
vaders Stuart-gezinde politiek.