De
fuut
Orde
: Podicepediformes - familie : Podicipedidae -
geslacht : Podiceps en soort : Podiceps
cristatus. Er zijn drie ondersoorten van de
fuut, die ��n van de 22 soorten is in de
futenfamilie der Podicipedidae.
Deze fraaie vogel is bij uitstek geschikt om
onder water razendsnel vis en andere waterdieren
te achtervolgen en voelt zich thuis in het zoete
water en in de kustwateren van verscheidene
continenten. In de broedtijd is de balts van de
fuut een lust voor het oog omdat hij verticaal
uit het water oprijst en op het wateroppervlak
ronddraait om een partner te lokken.
Met zijn taps toelopende voorkant die
gemakkelijk in het water doordringt en zijn
afgeronde achterkant die de weerstand
vermindert, is het lijf van de fuut uitermate
geschikt om te duiken. De poten zitten ver naar
achteren, wat ideaal is voor de voortstuwing.
Terwijl hij uitademt en de veren platlegt zodat
hij minder blijft drijven, duikt hij vanaf het
wateroppervlak naar beneden met de kop naar
voren om soepel door het water te glijden. Onder
water stopt hij zijn vleugels weg, als gebruikt
hij ze soms om mee te sturen. Deze watervogel
heeft een waterdicht verenkleed met ruim 20.000
veren en besteed veel tijd aan het gladstrijken
daarvan. In de herfst is hij in de rui en
verliest hij zijn typerende zwarte kuif voor hij
's winters naar de kust vliegt.
In de winter vormen zich paren die in de lente
een nestelplaats op een klein meer of langzaam
stromende rivier uitzoeken. Ze voeren in de
paartijd spectaculaire baltsceremoni�n uit. In
totaal kennen ze vijf van die rituelen. Het paar
maakt een nest van waterplanten en bouwt dit
vanaf de bodem op of maakt het vast aan planten.
Als de vogels uit het ei komen zijn ze
gestreept, wat een goede camouflage vormt tussen
de planten aan de waterkant. De ouders verdelen
het gezin en zorgen elk voor de voeding van een
aantal jongen. Het leven voor de jongen is
gevaarlijk omdat ze door roofdieren zoals een
grote snoek of nerts kunnen worden opgegeten.
De fuut voelt zich thuis in rustig, zoet
kustwater met waterplanten aan de oever en in
gebied met helder water met modder of zand op de
bodem. Eenmaal onder water, gebruikt hij zijn
poten om zich snel voort te stuwen en prooi te
vangen. Met zijn lange, dunne snavel en soepele
nek kan hij vele soorten zoetwatervis
verschalken, zoals voorn, zeelt en baars, maar
bijvoorbeeld ook paling. 's Winters komt daar
nog eens zeevis als haring en jonge kabeljauw
bij. Tijdens het broeden vangt hij ook kleinere
prooien zoals kikkers, kikkervisjes, garnalen,
insecten en larven. Voor de spijsvertering slikt
de fuut zijn veren in. Deze vormen ballen in
zijn maag die onverteerbaar materiaal zoals
botten verzamelen, en door zijn
spijsverteringssysteem heen helpen.
Nadat de jacht op hun dikke witte onderveren,
die gebruikt werden om schoudermanteltjes van te
maken en moffen en hoedjes mee te versieren, een
aantal populaties had uitgedund, hebben de
Europese populaties van de fuut zich hersteld.
|