De
Gangesdolfijn
De
Gangesdolfijn of Platanista gangetica. Grootte :
lichaamslengte twee tot 2,5 meter. Seksen
gelijk. Gewicht van zeventig kg. Uiterlijk :
effen donker- of bleekgrijs; de vinnen ziet
ietwat vierkant en er is op de rug een
opvallende richel die overgaat in een lage
rugvin. In iedere kaakhelft ongeveer 29 kleine,
scherpe tanden.
Verspreidingsgebied : er zijn twee, zeer veel op
elkaar lijkende ondersoorten die door sommige
als soorten worden beschouwd : P.g. indi van de
Indus en haar zijrivieren en P.g.gangetica uit
de stroomgebieden van de Ganges en de
Brahmaputra. Beide kwamen algemeen voor in hun
respectieve rivieren, van de heuvels aan de voet
van de Himalaya tot aan de aan de getijden
onderworpen gedeelten.
Deze kleine dolfijn is beperkt tot de
noordelijke rivieren van India. De kleine ogen
zijn zwak en bezitten geen lenzen; de dieren
leven voornamelijk in modderig water, waar ze
hun prooi (vis en op de bodem levende krabben)
zoeken met de hulp van echopeiling. Vroeger
waren ze vrij talrijk, thans vormen ze een
bedreigde soort. Het bouwen van dammen en
opwerpen van barri�res in hun rivieren de Indus,
alsmede het onttrekken van water voor de
irrigatie, hebben de populatie uiteen doen
vallen en de dieren beperkt in hun
bewegingsvrijheid. Vele honderden worden ieder
jaar door vissers gedood, vaak per ongeluk
doordat ze verdrinken in visnetten. Ze planten
zich het hele jaar voort. Hun populatie, die
geschat wordt op 700 tot 1000, gaat snel
achteruit. Ook de naam Susu wordt gebruikt.
|