De
geelgerande waterkever
Orde
: Coleoptera - familie : Dytiscidae - geslacht :
Dytiscus en soort : Dytiscus marginalis. Leden
van de Dytiscidae-familie (meer dan vierduizend
soorten) komen over de hele wereld voor.
Deze woeste zoetwaterkever leeft in vijvers en
meren. Hij kan vliegen en kruipen, maar ook
zwemmen, terwijl hij zijn eigen luchtvoorraad
als een kleine kikvorsman draagt. In de diepten
lijdt hij een moordzuchtig bestaan en verslindt
hij prooien die veel groter zijn dan hemzelf. De
larve is een nog wredere rover dan de volwassen
kever. Vijvers vol waterleven kunnen gereduceerd
worden tot een populatie van ��n kever door deze
doeltreffende moordenaar.
Zowel de larven als de volwassen geelgerande
waterkevers zijn toegewijde moordenaars
waartegen geen kleine vijver bestand is. Ze
pakken alles wat ze maar kunnen pakken, van
kikkervisjes, andere insecten, waterslakken en
waterwormen tot kikkers en kleine vissen. De
larve ontdekt zijn prooi op geur en tast en zet
zijn kaken vervolgens in het lijf van zijn
slachtoffer. De larve scheidt speciale
verteerstoffen uit via een gleuf langs beide
kaken. Deze stof verlamt de prooi, maar maakt
bovendien de inwendige organen zacht. De larve
zuigt zijn slachtoffer helemaal leeg. De
volwassen waterkever eet op een andere manier :
net als de larve gebruikt hij zijn kaken om de
prooi te pakken, maar hij verdeelt het dier
vervolgens in hapklare brokken.
De volwassen geelgerande waterkever haalt op een
heel ongebruikelijke manier adem. Hij zwemt
achterstevoren richting het wateroppervlak,
zodat de ademgaatjes in het uiteinde van zijn
achterlijf boven het water komen en lucht in
kunnen nemen. Bovendien richt hij zijn
vleugelschilden op om een luchtzak eronder te
vangen. Dan neemt hij zijn luchtvoorraad mee
terug onder water. Omdat deze last duiken
moeilijk maakt, houdt hij zich vast aan een
waterplant. Ook de larve verschijnt aan het
wateroppervlak om te kunnen ademhalen, maar hij
blijft gewoon tegen het wateroppervlak hangen en
neemt lucht op terwijl het harige puntje van
zijn achterlijf omhoog blijft staan door de
oppervlaktespanning.
De mannetjes en vrouwtjes komen in de lente
samen om te paren. Het mannetje klautert
schrijlings op de rug van het vrouwtje en zet
zich vast met de zuignappen aan zijn poten. Na
het paren verdwijnt het vrouwtje om de eitjes te
gaan leggen. Ze gebruikt haar legboor (een
orgaan in haar achterlijf) om gaatjes in een
geschikte waterplant te maken. Zuurstofrijke
waterplanten, zoals de gele lis, zijn ideaal. In
elk gaatje legt ze ��n ei. Ze lengt ongeveer
duizend eieren, dus is ze daar wel een drietal
maanden mee zoet. De larve die uit het ei komt,
ondergaat tijdens de groei verscheidene
gedaanteverwisselingen.
Zoals andere zoetwaterorganismen is de toekomst
van de geelgerande waterkever afhankelijk van de
gezondheid van vijvers en meren. Hoewel de
geelgerande kever nog geen direct gevaar loopt,
is zijn grotere familielid, de Dytiscus
latissismus, al een heel zeldzame soort op het
vasteland in Europa.
|