Geelgroene
toornslang
De
Coluber viridiflavus leeft in droge begroeide
streken : heuvels, boszomen en tuinen. Hij wordt
tot 190 cm lang.
Dit is een slanke, langgerekte slang met een
ronde snuit, grote ogen en een lange,
geleidelijk toelopende staart. Sommige
exemplaren zijn eerder zwart dan donkergroen; de
mannetjes zijn meestal langer dan de wijfjes.
Het is een bodembewoner, die echter ook op
rotsen en in struikgewas kan klimmen. Hij is
overdag actief en lokaliseert zijn prooi op het
gezicht. Hagedissen, kikkers, zoogdieren, vogels
en andere slangen vormen zijn gewone voedsel.
De mannetjes vechten fel om partners tijdens de
paartijd. Het wijfje legt haar vijf tot twaalf
eieren tussen rotsblokken of in spleten in de
grond. De jongen komen na zes tot acht weken
uit.
|