Gepantserde bundelridderzwam
Lyophyllum loricatum
Kenmerkend voor deze paddestoel zijn de
behoorlijk dikke hoedhuid en de groeiwijze in
groepjes op de grond. De hoed is vier tot twaalf
cm breed en voorzien van een scherpe rand; het
oppervlak is glimmend, bruingrijs tot zwartbruin
en soms wat olijfkleurig getint. De plaatjes
zijn laag, dicht opeenstaand, taai, buigzaam en
roomwit tot strogeel. De steel, drie tot tien cm
lang en zeven tot vijftien mm dik, is vol en
helemaal bovenaan wit en vlokkig; daaronder
heeft hij een ingegroeide, vezelige structuur.
Hij is wittig op de randjes, daartussen bruinig
van kleur. Het vlees is hard, kraakbeenachtig,
elastisch en wittig; het heeft een aangename
geur en een zachtzure smaak.
Deze paddestoel groeit van augustus tot november
onder loofbomen, meestal onder beuken, maar ook
wel onder vruchtbomen. Hij komt voor van het
laagland tot op grote hoogte, maar is vrij
zeldzaam. Deze ridderzwam is eetbaar maar taai
en niet bijzonder van smaak; hij leent zich wel
god voor verwerking in een gemengde
paddestoelenschotel.
|