Gerande
oeverspin
Dolomedes
fimbriatus - familie grote wolfspinnen/Pisauridae.
De grote wolfspinnen lijken op de wolfspinnen,
maar verschillen ervan door de plaats van de
twee achterste ogenparen. Met hun achttien tot
meer dan twintig mm zijn het onze grootste
spinnen. Typerend is de lichte flankstreep op
voor- en achterlijf. Op de buikzijde van het
achterlijf lopen vier lichte langstrepen (bij de
minder algemene D.plantarius zijn dat er twee).
Verspreiding : verspreid over gans Europa. Niet
zeldzaam in voor de soort geschikte habitats -
aan wateroevers, in veen en broekbos.
Jaagt op en onder water en vangt zelfs dikkopjes
en kleine kikkers. Vanaf mei van het tweede
levensjaar zijn ze geslachtsrijp. Broedzorg
zoals bij de wolfspinnen. De bolvormige cocon
met enkele honderden eitjes wordt echter vanaf
eind juni met de cheliceren meegedragen. Kort
voor het uitkomen van de jongen wordt de cocon
onder een dakvormig spinsel gehangen, waar de
jongen tot de eerstvolgende vervelling onder
bewaking van het moederdier blijven.
|