De
gewone kousebandslang
De gewone kousebandslang of
Thamnophis sirtalis heeft het grootste
verspreidingsgebied van alle Noordamerikaanse
soorten en kan in de ��n of andere vorm van kust
tot kust worden aangetroffen. Ze wordt
onderverdeeld in een aantal ondersoorten die in
kleuring en aantal enorm van elkaar verschillen.
Alle kunnen een maximumlengte van ��n meter
bereiken, maar de meeste exemplaren blijven
gewoonlijk kleiner. Kenmerkend zijn drie
overlangse strepen, ��n midden op de rug en ��n
op iedere flank. Deze kunnen bijna iedere kleur
hebben, afhankelijk van de streek, en soms heeft
de rugstreep een andere kleur dan die op de
flanken. Het gemak waarmee deze soort zich aan
gevangenschap aanpast, lijkt af te hangen van
haar herkomst. De varianten van de westkust zijn
vaak robuuster dan die van de oostkust en zijn
eerder geneigd over te schakelen op een dieet
van muizen wanneer ze groot genoeg zijn. Deze
ondersoorten hebben echter wel kleinere worpen,
een gemiddelde van ongeveer twaalf, in
tegenstelling tot dertig of meer voor de
oostelijke vari�teiten. De belangrijkste
ondersoorten zijn de roodgevlekte kousebandslang,
de roodflank, de Florida, de oostelijke en de
San Francisco kousebandslang. Al deze soorten
worden op afzonderlijke pagina's besproken.
|