De
gewone voskoesoe
Orde
: Diprotodontia - familie : Phalangeridae -
geslacht : Trichosurus en soort : Voskoesoe. Dit
geslacht ken twee andere koesoe's waaronder de
hondkoesoe uit Australi�.
Karakteristiek door zijn hoogtonig gegil en
geratel, behoort de gewone voskoesoe tot de
meest aangepaste inheemse zoogdieren van
Australi�. Ooit werd ere zeer veel op hem
gejaagd vanwege zijn vacht. Dit wijdverspreide
buideldier doet het goed in tuinen in de
voorsteden evenals in het binnenland. 's Nachts
komt hij te voorschijn en gaat hij op zoek naar
voedsel. De dag brengt hij opgerold door op een
veilige plaats.
Deze goed aangepaste dieren zijn nachtdieren en
schuilen overdag in een boomholte, grot of
verlaten burcht van een ander dier.
Verstedelijkte koesoes houden van parken en
tuinen en beschouwen bomen of daken van gebouwen
als een aanvaardbare thuis. De gewone voskoesoes
zijn solitaire dieren en hun leefgebied schrijft
voor of ze wel of niet territoriaal zijn. In
steden, waar de ruimte beperkt is, overlappen de
thuisbases elkaar, en dieren van beide sekse
leven relatief vredig naast elkaar, waarbij ze
wel op afstand van elkaar blijven. Dit doen ze
zowel door geurmarkering als door het geven van
een aantal kreten, waaronder geklak, gebrom en
gesis, om hun aanwezigheid te kennen te geven.
In bossen waar meer ruimte voorhanden is,
handhaven koesoes gescheiden territoria.
Met het luid uitroepen van 'ka-ka-ka' geeft het
mannetje aan dat hij op zoek is naar een
vrouwtje. Hoewel het paren het hele jaar door
plaatsvindt in de noordelijke gebieden van
Australi�, zijn er op andere plaatsen twee
paarseizoenen, in de lente en in de herfst. Na
het paren gaat het mannetje weg en ongeveer
zeventien dagen later schenkt het vrouwtje het
leven aan een onderontwikkeld jong. Deze kruipt
in haar buidel, waar hij vast blijft zitten aan
een tepel. Omdat er soms tweelingen ter wereld
komen, heeft de buidel twee tepels. Als hij uit
zijn verstopplaats komt, blijft de koesoe dicht
bij zijn moeder, en als hij zeven maanden is, is
hij volledig gespeend.
Ongeveer een uur na zonsondergang gaat de gewone
voskoesoe vanuit zijn boomholte of schuilplaats
op zoek naar voedsel. Hij gebruikt zijn lange,
sterke snijtanden om bladeren los te scheuren.
Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit jonge
scheuten, bladeren, bloemen, fruit en zaden.
Sterke kiezen helpen de koesoe om de bladeren te
kauwen voordat hij ze inslikt. Gewapend met deze
voor alles bruikbare tanden, kan hij af en toe
een insect, een jonge vogel of ook wel een ei
eten.
Gewone voskoesoes zijn lang gewaardeerd om hun
dikke, zachte vacht. In 1840 werd de soort
ge�ntroduceerd in Nieuw-Zeeland als
inkomstenbron door de verkoop van hun vacht. Het
project was succesvol, want de in gevangenschap
levende populatie deed het zeer goed. Exemplaren
die werden vrijgelaten deden het ook zeer goed,
ten koste van de plaatselijke gewassen, tuinen
en inheemse bomen. Veel Nieuw-Zeelanders zien
hem als een serieuze plaag.
|