Rubriek :
Plant - algemeen
Gladiool
De
gladiool behoort tot het plantengeslacht Gladiolus (Lat.
plantennaam; v. gladius = zwaard) uit de Lissenfamilie. Er zijn
180 soorten, die voorkomen van het Middellandse-Zeegebied tot in
West-Azi� en tot in Zuid-Afrika. Het zijn door middel van een
knol overblijvende planten; de bloemen zijn tweezijdig
symmetrisch en hebben een gekromde bloemdekbuis. De bladen zijn
zwaardvormig, de bloemen staan in trossen.
De als tuinplant en snijbloem geteelde tuingladiolen, soms
zwaardlelies genoemd, zijn ontstaan uit bastaarderingen van
diverse soorten. Het gekweekte sortiment wordt in grote trekken
ingedeeld in klein- en grootbloemige of ook wel in vroeg- en
laatbloeiende hybriden.
Veel kleinbloemige hybriden zoals Gladiolus � colvillei (meestal
simpelweg colvilies genoemd) en G. � nanus bloeien vroeg
(omstreeks juni). Deze hybriden hebben sierlijke, op de wilde
gladiool gelijkende bloemen. Laatbloeiend zijn de grootbloeiende
hybriden (juli-augustus) en de 'Primulinus'- en
'Butterfly'-hybriden. Het typische van de 'Butterfly'-hybriden
is het bovenste bloemblad dat als een kapje over de meeldraden
en stampers staat.
Gladiolen worden eind maart/begin april 6-8 cm diep geplant in
een voedzame, maar niet te droge grond op een zonnige plaats.
Denk erom de knollen niet op de kop te planten! Als
grondverbeteraar wordt compost aanbevolen. Stalmest kan alleen
gebruikt worden als deze de herfst tevoren ondergespit wordt.
De vrij wankele en tijdens de bloei topzware planten dienen met
tonkinstokken of speciale kunststof plantensteunen ondersteund
te worden zodra de bloemstengels verschijnen. Na de bloei,
wanneer de bladeren afgestorven zijn, worden de knollen gerooid
en binnenshuis op een vorstvrije en droge plaats bewaard tot het
volgende voorjaar. De vele kleine knolletjes die zich gevormd
hebben ( 'kralen') worden in een apart hoekje geplant en goed
verzorgd. Na ongeveer twee jaar kunnen ook deze knollen weer
bloeien.