Rubriek : De
mens - algemeen
Egypte en de goddelijke
machten
De Egyptische
godsdienst kende talloze grote en kleine goden, waarvan de
meeste in meerdere of mindere mate van dierlijke ledematen waren
voorzien. Hiervoor gelden twee verklaringen. Nadat de vele
dorpen, steden en staatjes tot grotere eenheid waren gekomen,
hadden de inwoners naast hun eigen, plaatselijke goden ook die
van de andere steden en staten. Daardoor was het aantal goden in
het Egyptische Rijk zeer groot geworden. De tweede verklaring
is, dat de Egyptenaren al vroeg een schrift kenden, waarmee ze
hun godsdienstige opvattingen konden vastleggen.
De priesters, die als een gesloten groep de godsdienst en de
wetenschappen beheersten, waren zeer behoudend ingesteld en
handhaafden oude gebruiken, waarvan ze zelf tenslotte de zin en
de betekenis niet meer kenden. Zo bleven oeroude godsdienstige
vormen bewaard naast allerlei andere die later ingevoerd waren.
De
Egyptenaren zagen de wereld om zich heen vol van goddelijke
machten. De dieren zouden geheime krachten in zich hebben en
konden de gedaante zijn waarin een godheid zich openbaarde.
Later kregen de 'dierlijke goden' ook menselijke trekken of een
menselijke gedaante. Zo kreeg Anoebis, een god van de dood, de
kop van een jakhals, het dier dat bij de dood hoort. Thot kreeg
de kop van een ibis en Sobek die van een krokodil. Langzamerhand
kreeg Ra of Re, de zonnegod, bij wie de valk hoorde, mede
dankzij de beroemde tempel te Heliopolis steeds meer aandacht en
eerbied. Heliopolis lag dicht bij het tegenwoordige Ca�ro en de
naam betekent 'Zonnestad'. Vele andere goden werden beschouwd
als verschijningsvormen van Ra.
De farao Amenofis IV (1373-1356) kwam tot de overtuiging dat de
zonnegod de enige ware god moest zijn. Voor alle andere goden
was er in zijn denken geen plaats meer. De menselijke gestalte
met een zonneschijf op het hoofd, zoals de zonnegod werd
voorgesteld, verving hij door een zonneschijf met stralen, die
in zegenende handen eindigden. Amenofis' verering voor deze
'zuivere' zonnegod, Aton geheten, was een zeer vroege vorm van
��ngodendom of monothe�sme.
Het Egyptische volk werd door deze religie echter in het geheel
niet aangesproken, maar de farao ging volledig op in zijn
godsdienstige beleving. Hij veranderde zijn naam in Echnaton,
wat 'Welgevallig aan Aton' betekent. Met regeren bemoeide hij
zich nog maar bijzonder weinig. Hij kreeg zelfs onenigheid met
de priesters van de oude erediensten. Verbitterd besloot hij een
nieuwe hoofdstad voor zichzelf te bouwen, ten noorden van
Assioet. Deze nieuwe stad, El-Amarna, kwam in de zeer korte tijd
van vier jaar tot stand. Maar na Echnatons dood werd ze weer
snel verlaten. De stad werd vergeten en raakte onder het
woestijnzand bedolven. Een schat aan gegevens over het Egypte
uit de tijd van Echnaton bleef op die manier bewaard voor
oudheidkundigen, die in 1891 onder leiding van Sir Flinders
Petrie op die plaats opgravingen deden.
De geringe belangstelling van het Egyptische volk voor de
godsdienstige hervormingen van Echnaton, waren voor een niet
gering deel gelegen in het feit dat die helemaal niet aansloten
bij de toen heersende voorstellingen over het leven en de dood.
En deze voorstellingen waren voor de Egyptenaar juist van zo
groot belang. Hij geloofde dat lichaam en ziel waren
samengesteld uit verschillende onderdelen.
Behalve de Ka, een soort beschermengel, had iedereen ook een Ba,
een ziel, die nauw met het stoffelijk lichaam verbonden was. 's
Nachts en na de dood altijd, kon de Ba het lichaam verlaten en
zo vrij als een vogel rondvliegen. De band met het lichaam was
desondanks zeer nauw. Daarom moest het lichaam ook na de dood
bewaard blijven. Dat was de reden waarom de Egyptenaren hun
doden balsemden en ze in veilige rotsgraven begroeven.
Aan de mummies van rijke mensen werden tal van voorwerpen uit
het dagelijkse leven meegegeven. De wanden van de grafkamers
werden voorzien van reli�fs en muurschilderingen. Overigens had
de Egyptenaar geen vastomlijnde voorstelling over allerlei
godsdienstige zaken. Evenals de mens werd beschouwd als een
samengesteld geheel, waren er voor de Egyptenaren vaak vele
mogelijkheden wat betreft dingen als de schepping, het leven en
de dood.