Rubriek : De
mens - algemeen
De Gouden Eeuw
De eeuw van Lodewijk
XIV wordt door de Fransen beschouwd als een gouden eeuw van
kunsten en wetenschappen. Voor de Republiek der Nederlanden was
de zeventiende eeuw trouwens evenzeer een gouden eeuw. In
Frankrijk was de koning degene die in menig opzicht kunsten en
wetenschappen bevorderde. In de Republiek bevorderden vooral de
rijke kooplieden de culturele bloei. Lodewijk de Veertiende
stichtte academies voor de bouwkunst, de schilderkunst, de
muziek en de wetenschap. Kunstenaars en geleerden, ook
buitenlandse, werden met jaargelden gesteund. Maar alles
gebeurde natuurlijk wel ter meerdere eer en glorie van de
Zonnekoning zelf.
De
bouwkunst uit deze tijd vond in het bijzonder haar uitdrukking
in het paleis van Versailles. De opzet en de omvang ervan maken
nog altijd een grote indruk. Een nieuwe bouwstijl werd er
evenwel niet voor gebruikt. De talloze beeldhouwwerken die het
geheel moesten opsieren, verschaften werk aan vele kunstenaars.
De schilderkunst stond, evenals de beeldhouwkunst en de
bouwkunst, nog sterk onder de invloed van de Italiaanse
renaissance.
In de letterkunde maakten vooral Corneille (1606-1684),
Racine (1639-1699) en Mol�re (1622-1673) naam.
Treurspeldichters als Corneille pasten in hun stukken de leer
van Aristoteles toe. Deze schreef voor dat er eenheid moet zijn
van tijd, plaats en handeling. Dit hield in dat de handeling op
dezelfde plaats binnen het tijdsverloop van ��n dag moest
plaatsvinden. Van vrijheid van drukpers was onder de regering
van Lodewijk de Veertiende trouwens geen sprake. Alleen datgene
werd bij voorkeur toegestaan, wat vleiend voor de Zonnekoning
was.
In de Republiek der Nederlanden ontwikkelde de schilderkunst
zich op een geheel eigen en bijzondere wijze. De kunstenaars
legden zich meestal toe op de ��n of andere soort schilderijen.
Frans Hals en Van de Velde leverden zeestukken. Ruijsdael blonk
uit in landschappen en Wouwerman werd bekend door zijn stukken
van paarden en veldslagen. Rembrandt (1606-1669) was van
allen wel de grootste.
In de letterkunde werd in de Republiek der Nederlanden een
hoogte bereikt als daarna eigenlijk niet meer is voorgekomen.
Schrijvers als Coornhert en Spiegel en dichters als Brederode en
Coster mogen niet onvermeld blijven. De grote vier zijn echter
ongetwijfeld Hooft, Vondel, Cats en Huygens. Hooft was
niet alleen een voortreffelijk dichter, want om zijn
Nederlandsche Histori�n wordt hij wel als de eerste Nederlandse
geschiedschrijver beschouwd. Tot de grote Engelse dichters uit
die tijd behoorde John Milton (1608-1674). Hij verdedigde in
geschrifte de Engelse vrijheid in de moeilijke jaren van de
Burgeroorlog. Ook de onthoofding van Karel
I werd door hem goedgekeurd. Persoonlijk werd hij zwaar
getroffen doordat hij blind werd. Hij bleef echter werken en
liet zich voorlezen of dicteerde zijn werk. Zijn hoofdwerk is
een groots, godsdienstig gedicht, Paradise Lost (Het Verloren
Paradijs). De dichter Samuel Butler (1612-1673) hekelde de
overdreven vroomheid van de strenge protestanten.
In Spanje werd Velazquez (1599-1660) als kunstschilder zeer
vermaard. Het staat wel vast dat hij zijn vaardigheden
grotendeels zelf heeft ontwikkeld. In 1622 kwam hij naar Madrid
en reeds het volgende jaar werd hij hofschilder. Het schilderen
van portretten was ��n van zijn sterke kanten. Zijn fraaiste
historiestuk is het in 1646 voltooide werk De Overgave van
Breda. De komst van de grote Zuidnederlandse schilder Pieter
Paul Rubens (1577-1640) heeft zijdelings invloed op
Velazquez gehad.
Rubens was een zeer veelzijdig, begaafd en uitermate productief
kunstenaar en bovendien een diplomaat. Hij heeft de Vlaamse
kunst uit een soort van verstarring gehaald, waarin ze sinds de
renaissance was blijven steken. Zijn werk is druk, levendig en
soms overdadig, in een stijl die de barok wordt genoemd.
(foto : fragment van het schilderij De Nachtwacht van Rembrandt
van Rijn)