Goudvliesbundelzwam
Pholiota aurivella
Het hoed- en steeloppervlak van deze paddestoel
zijn geel en bedekt met roestkleurige schubben.
De hoed is vier tot twaalf cm breed en in het
begin meestal halfbolvormig met een omgekrulde
rand; hierop zijn de vezelige resten van de
sluier nog zichtbaar. Later is hij bolrond, met
enige schubben bezet en nog steeds plakkerig. De
plaatjes zijn hoog, staan dicht opeen en zijn
gelig tot roestbruin. De steel, vijf tot twaalf
cm lang en ��n tot twee cm dik, is vol en droog.
Bij jonge exemplaren is hij geschubd, later
glad. Onderaan is hij bruinig; de ring
verdwijnt. Het vlees is sappig, gelig en in de
steel roestbruin. Het heeft een neutrale geur en
geen uitgesproken smaak. Deze paddestoel groeit
van juni tot november op loofhout, meestal in
bundels. Hij komt vrij veel voor, van het
laagland tot in heuvelachtige gebieden. Hij is
eetbaar, maar niet bijzonder van smaak.
|