De
gramper
De
gramper of Grampus griseus. Grootte :
lichaamslengte drie tot vier meter en gewicht
tot 650 kg of meer. Uiterlijk : vrij grote,
ietwat vierkante dolfijn met bolvormig, wat
ingedrukt groot voorhoofd, dat bijna over de
schuinstaande bek hangt. De kleur kan sterk
uiteen lopen, van effen zwart bij de vrouwelijke
dieren tot donker en licht grijs (vandaar de
naam grijze dolfijn); ook komen exemplaren voor
met lichter gekleurde flanken en buikzijde en
zelfs witachtige dieren. Over het gehele lichaam
kunnen grijze vlekken en elkaar kruisende
littekens voorkomen. Vrij hoge, achterwaarts
gebogen, puntige rugvin, brede, kamvormige
staartvin, lange, smalle, puntige borstvinnen.
In de bovenkaak geen of niet-functionele tanden,
in het voorstel deel van de onderkaak drie tot
zeven tanden.
Verspreidingsgebied : overal in gematigde en
warme zee�n; waargenomen in het zuiden vanaf
Nieuw-Zeeland, Argentini� en Zuid-Afrika en in
het noorden vanaf de Koerilen-eilanden, Brits
Columbia, Newfoundland, zuidelijk Scandinavi�,
Groot-Brittanni� en de Noordzeekust.
Van de Nederlandse kust sinds 1895 slechts een
vijftal strandingen bekend, de laatste in 1970
bij Wassenaar en op Schiermonnikoog. Van de
Belgische kust is geen enkele aanspoeling
bekend.
Het is een alleen of slechts in bescheiden
aantal gezellig levende soort, tamelijk zeldzaam
en zelden in grote groepen waargenomen. Jongen
zijn bij de geboorte ongeveer anderhalve meter
lang. Grampers voeden zich voornamelijk met
inktvissen, waarnaar ze verondersteld worden
diep te duiken. Hoe oud een gramper kan worden
is onbekend, maar wel weet men dat een mannelijk
exemplaar, befaamd geworden onder de naam
Pelorus Jack, in de laatste jaren van de
negentiende en het begin van de twintigste eeuw
gedurende 32 jaren de veerpont in de Pelorus
Sont tussen Wellington en Nelson op
Nieuw-Zeeland bijna dagelijks begeleidde. Bij
regeringsdecreet was het verboden dit dier enig
letsel toe te brengen.
|