Rubriek :
Historische figuren
Gregor Mendel
Mendel, Gregor
(kloosternaam; doopnaam: Johann) (Heinzendorf, Oostenrijks
Silezi� [thans Hyncica, Tsjechi�], 22 juli 1822 - Br�nn [Brno] 6
jan. 1884), Oostenrijks geneticus, trad in 1843 in in het
augustijnenklooster te Br�nn (priesterwijding 1847), studeerde
te Wenen natuurwetenschappen (1851-1853) en werd in 1868 abt van
het klooster te Br�nn.
Sinds 1856 hield hij zich in een slechts 250 m2 groot tuintje
van het klooster bezig met experimenten op het gebied van de
erfelijkheid, die tot de - volgens Thomas Hunt Morgan - grootste
ontdekking in de biologie van de laatste 500 jaar leidden.
Proeven
Mendel gebruikte methoden die voor de biologische
wetenschap van zijn tijd nieuw waren en die nog steeds als
voorbeeld kunnen gelden:
a. Hij beperkte zich tot ��n, voor zijn doel bijzonder geschikt
proefobject (de erwt).
b. Hij bestudeerde bij zijn kruisingsproeven slechts enkele
opvallende kenmerken, en wel als alternatieve kenmerken-paren,
bijv. gele of groene, gladde of gerimpelde zaden, purperen of
witte bloemen, lange of korte stengels. Mendels voorgangers
plachten bij hun kruisingen de individuele bastaarden als geheel
te bestuderen en waren door de complexe hoeveelheid van gegevens
niet in staat duidelijke resultaten te verkrijgen.
c. Uitgaande van eenvoudige situaties, kon Mendel steeds
ingewikkelder proeven uitvoeren en analyseren; bovendien legde
hij zijn resultaten kwantitatief vast.
De door Mendel gevonden grondprincipes zijn later in de wetten
van Mendel nader geformuleerd (zie erfelijkheid). Het
belangrijkste resultaat dat hij met deze methoden bereikte, was
de ontdekking dat erfelijke eigenschappen (later genen genoemd)
in bastaarden niet door vermenging in elkaar opgaan en als
zodanig verdwijnen, maar dat zij hun identiteit bewaren en
onafhankelijk van elkaar blijven voortbestaan (zie gen). Het
belang van zijn bevindingen werd pas in 1900 erkend (na de
herontdekking door Hugo de Vries, K.E. Correns en E. von
Tschermak).