Rubriek : De
mens - algemeen
De Griekse bouwkunst
In de tijd dat de
blinde dichter Homerus leefde (ongeveer 800 voor Christus) waren
er nog geen tempels in Griekenland. Pas in de zevende eeuw voor
Christus kende men als tempel een eenvoudig vierkant gebouwtje,
waarin de godheid geacht werd te wonen en waar de tempelschat
bewaard werd. Later werden aan de voor- en achterkant portalen
met zuilen aangebouwd. Deze portalen groeiden op den duur uit
tot zuilenrijen rondom de hele tempel. Dat was het model dat de
Griekse tempel voortaan zou houden.
De zuilen konden op drie manieren uitgevoerd worden : in de
Dorische, de Ionische of de Korinthische stijl. De Dorische
stijl, die uit Egypte afkomstig was, is zwaar, zonder voetstuk
en heeft een rechthoekig kapiteel. De Ionische zuil is slanker
dan de Dorische en stamt uit Voor-Azi�. Haar kapiteel is
voorzien van wat uitgehakte bladeren. Daar bovenop zijn de
uiteinden spiraalachtig opgerold, wat doet denken aan
ramshorens. De Korinthische zuil tenslotte gelijkt op de
Ionische, alleen is het kapiteel rijkelijk voorzien van
acanthusbladeren.
De bouwkunst verschafte kunstenaars van diverse richtingen de
mogelijkheid om zich uit te leven. Aan de voet van de Atheense
heuvel Acropolis bijvoorbeeld (zie foto van de heuvel) lag het
Odeon, een gebouw dat bestemd was voor het houden van
wedstrijden in dichtkunst en muziek. Ter herinnering aan de
Perzische oorlogen had men het gebouwd in de vorm van een tent
die op de Perzische koning Xerxes was buitgemaakt. Verder waren
er in Athene verschillende fraaie zuilengangen, zodat de burgers
er prettig konden wandelen, tijdens de zomer beschermd tegen de
felle zonneschijn en in de winter tegen de regen. De zuilengang
Stoa Poikile was beschilderd door beroemde meesters, onder wie
Polygnotus. Gebeurtenissen uit de Trojaanse oorlog, uit het
leven van de nationale held van Attica, Theseus, en uit de Slag
bij Marathon waren er afgebeeld. Helaas is van de Griekse
schilderkunst niets bewaard gebleven. Ook van de vele
beeldhouwwerken uit de tijd van Pericles is niets overgebleven.
Gelukkig zijn er wel kopie�n, die voornamelijk in de Romeinse
tijd zijn gemaakt. Deze geven ons toch nog wel een indruk van
het kunnen van de oude Griekse beeldhouwers. Behalve Phidias
moet hier ook Plycletus worden genoemd. Deze berekende de
verhoudingen van het menselijk lichaam, schreef er een boek over
en verwerkte de gegevens in zijn werken. In zijn tijd
ontwikkelde het Griekse treurspel zich tot de hoogste graad van
volmaaktheid. De oorsprong van het treurspel of drama is te
vinden in de eredienst van Dionysus of Bacchus. Deze godheid,
aan wie de druif en de wijn waren gewijd, werd tijdens een feest
van zang en dans dank gebracht. Daaruit ontwikkelde zich een
heel toneelgebeuren. Zang en voordracht wisselden elkaar af. In
de voorgedragen verhalen werd verteld wat de godheid had
beleefd. De leider van het koor ging de rol van de godheid
spelen en zo kreeg het drama langzamerhand gestalte. Naarmate de
democratisering van Athene verder ging, werden de treurspelen
belangrijker en werden ze een aangelegenheid van de staat. De
treurspeldichter Aeschylus voerde een tweede persoon ten tonele,
en daarmee was de dialoog of samenspraak ontstaan. Enkele werken
van hem zijn 'De Perzen' en de 'Oresteia'. Een jongere
treurspeldichter was Sophocles, van wie onder andere 'Antigone'
en 'Oedipus' bewaard zijn gebleven. Tenslotte moet als de
jongste van de drie grote treurspeldichters Euripides genoemd
worden, die 'Medea' schreef.