| 
												 
													
															Grijsbruine slijmkop  
															 
														
														Hygrophorus camarophyllus 
															Deze paddestoel kenmerkt zich door een robuust
															vruchtlichaam met bruingrijze hoed en steel, en
															door bleke, aflopende plaatjes. De hoed is vijf
															tot dertien cm breed, eerst klokvormig, later
															een beetje bolrond en krijgt bij veroudering een
															iets ingedeukte vorm; hij is vlezig, meestal
															golvend en heeft een kegelvormige bobbel in het
															midden. Bij jonge exemplaren is de hoedrand
															omgekruld of op zijn minst licht gebogen. De
															hoedhuid is nooit slijmig, heeft een
															straalsgewijs ingegroeide, vezelige structuur en
															is niet hygrofaan; hij is grijsbruinig, donker-,
															olijfbruin tot bruinzwart. De plaatjes kunnen
															��n cm hoog worden, zijn dik, ver uiteenstaand
															en wittig tot roomwit. Bij volgroeide
															vruchtlichamen zijn ze wat grijzig getint. De
															steel, zeven tot zestien cm lang en ��n tot 2,5
															cm dik, is cilindrisch, soms smal spoelvormig,
															meestal spichtig en gebogen, aan de voet puntig,
															vol of gedeeltelijk hol. Hij is stevig, droog,
															fijnvezelig en aan de voet donzig en wittig; hij
															heeft dezelfde kleur als de hoed, maar is een
															tintje lichter. Het vlees is stevig, sappig en
															buigzaam en vezelig in de hoed; het is wittig en
															donkerder onder de hoedhuid. Het heeft een
															lichte, aangename geur. De smaak is aanvankelijk
															zacht en doet aan noten denken, maar krijgt
															later een paraffinesmaak. 
															Deze paddestoel verschijnt van augustus tot
															oktober in naaldbossen op zure grond. Hij groeit
															zowel in heuvelachtige gebieden als in
															bergstreken, maar alleen op vochtige, met mos
															begroeide plekken komt hij veel voor. In het
															algemeen wordt hij dan ook tot de vrij zeldzame
															soorten gerekend. Hij is eetbaar, maar de smaak
															is niet bijzonder.  
															 
													
											  |