De
groene boompython
Orde
: Squamata - familie : Boidae - geslacht :
Morelia en soort : Morelia viridis. De groene
boompython behoort tot de onderfamilie der
Pythonidae; hiertoe behoort ook de netpython die
meer dan acht en een halve meter lang is.
Dit nauwelijks zichtbare oerwoudserpent, dat
bijna niet opvalt, kan een grote prooi
onverwacht aanvallen. De groene boompython
brengt zijn leven grotendeels hoog in het
bladerdak door en gebruikt zijn fikse formaat,
goede camouflage en krachtige spieren om zijn
prooi te vangen en heelhuids door te slikken.
Hoewel deze felgekleurde python ontspannen oogt,
bestaat het grootste deel van zijn lichaam uit
spieren die in een oogwenk in actie kunnen
komen. Hij is zo sterk dat hij zijn lichaam
zonder steun kan uitstrekken en zich moeiteloos
kan bewegen van tak naar tak en zelfs openingen
tussen bomen kan overbruggen. Tijdens de nacht
jaagt hij vanuit een hinderlaag : met zijn
scherpe ogen en warmtegevoelige klieren bespeurt
hij de geringste temperatuurverandering die een
naderende prooi veroorzaakt. Hij hoeft zijn
opgerolde positie in de bomen zelden te
verlaten, want hij laat zijn prooi liefst
dichterbij komen alvorens met dodelijke snelheid
toe te slaan.
In de paartijd kruipt een mannetjesslang achter
een vrouwtje aan en klimt vervolgens boven op
haar. Beide slangen verheffen zich en zwaaien
heen en weer, waarbij ze hun lichaam om elkaar
heen winden. Het vrouwtje legt gewoonlijk een
groot aantal eieren op de grond (de enige keer
dat ze de bomen verlaat) of in een boomholte en
verdedigt die de maanden erna met haar leven. Op
de eieren warm te houden maakt ze sidderende
bewegingen, waarmee ze haar lichaamstemperatuur
verhoogt en het legsel bebroedt. De slangetjes
die uit de eieren komen hebben allerlei kleuren
en haasten zich zo snel mogelijk in de bomen. De
groene kleur ontwikkelt zich tegen de tijd dat
ze twee jaar oud zijn.
Deze python doodt zijn vangst door deze eerst te
verdoven en zich er vervolgens omheen te
wikkelen en te verstikken. Met zijn tong
lokaliseert hij de kop van het dode dier en
slikt deze vervolgens in zijn geheel door. Bij
een erg grote prooi kan de slang zijn onderkaak
ontzetten, zodat het dier toch in zijn bek past.
Het duurt soms enkele uren voordat hij zijn
maaltijd binnen heeft. Dan zoekt hij een warm
plekje om het spijsverteringsproces te
versnellen.
De overwegend groene kleur van deze python vormt
een perfecte camouflage in de dichte vegetatie
van het dak van het regenwoud. Hij verbergt zijn
kop tussen de kronkels van zijn lichaam en kan
urenlang bewegingloos liggen, klaar om
nietsvermoedende hagedissen, kikkers,
knaagdieren of vogels te grijpen. Deze sluwe
slang gebruikt zijn staart als lokaas. Bij het
ontwaren van een mogelijk maaltje beweegt hij
het puntje van zijn staart in een imitatie van
een worm, made of rups.
|