W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     


Rubriek : Carine's Kattenpagina

Grote katachtigen

E�n van de eigenschappen van de grote katachtigen is dat ze kunnen brullen dankzij een tongbeen dat niet volledig verbeend is. De rassoort Pantherae omvat vier verschillende rassen (de panter, de jaguar, de leeuw en de tijger).
Daarnaast onderscheiden we een afzonderlijk ras, dat niet brult en dat lang geclassificeerd werd als een afzonderlijk ras, voordat hij geassocieerd werd met de vier grote rassoorten : de Sneeuwpanter.

De Sneeuwpanter of Panthera unica treft men aan in een zone die gaat van de grenzen van Zuidwest China tot het noorden van China en strekt zich uit over acht verschillende landen. Hij is aangepast aan het barre klimaat van de Aziatische bergen. Het terrein van de Sneeuwpanter gaat in de zomerperiode tot aan de eeuwige besneeuwde toppen van de bergen en in de winter tot aan het woud.
De Sneeuwpanter is een beetje kleiner dan de panter (Panthera pardus). De vacht is dikker, van een lichtgrijze kleur, bevlekt met zwarte stippen op de kop, hals en poten, terwijl de zijkanten en de rug met kleine rondjes bevlekt zijn. De bronstijd vindt plaats in het begin van het jaar en na een dracht van ongeveer honderd dagen, schenkt het vrouwtje het leven aan twee tot vijf jongen op een beschermde plaats. De kleintjes blijven tijdens de hele winter bij haar. In sommige regio's valt de Sneeuwpanter het vee aan en ondanks beschermende maatregelen wordt er in sommige landen nog steeds op hem gejaagd. Over de hele wereld kan men nog vierduizend dieren tellen. De Sneeuwpanter wordt gezien als een bedreigde diersoort.

De panter of het luipaard (Panthera pardus) - zie foto - is het familielid van de grote katachtigen dat het meest uitgestrekte gebied heeft. Tegenwoordig treffen we hem aan in Afrika - in het noorden van Afrika, in het Hoog Marokkaans Atlasgebergte, in Azi� van Siberi� tot Korea, Sri Lanka en Java. De panter bezit een groot aanpassingsvermogen. De voortplanting kan het hele jaar door plaatsvinden, behalve dan in de regio's waar de seizoenen erg veranderlijk zijn. Na een dracht van ongeveer drie maanden, werpt het vrouwtje ��n tot vijf jongen, die twee jaar bij haar blijven. In hun derde levensjaar zal de seksuele volwassenheid worden bereikt. Hun gestippelde vacht is erg kenmerkend : zwarte vlekken op een lichtkleurige ondergrond. Er bestaan ook varianten die zich hebben aangepast aan de omgeving waarin ze zich bevinden. De vacht van panters die in een droge omgeving leven, zijn lichter van kleur en minder gevlekt dan de vacht van panters die in het vochtige, tropische woud leven. De zwarte kleur van de zwarte panters zijn slechts een pigmentvariant van de huid van de rassoort. Er werd vroeger op de panter gejaagd voor zijn pels, maar de panter is vandaag de dag een beschermde diersoort. De daling van het aantal panters heeft vooral te maken met de verdwijning van zijn natuurlijke leefomgeving.

De jaguar (Panthera onca) - zie foto - lijkt op de panter maar is zwaarder en groter, de poten zijn krachtiger en de staart is korter. De tekeningen van zijn vacht bestaan uit zwarte vlekken die veelhoeken vormen met zwarte punten aan de binnenkant. Op de kop, buik en poten zijn de zwarte vlekken vol. De ondergrond van de vacht is eerder geel-roodachtig van kleur. Er bestaan melanine-jaguars (bruine/zwarte ondergrond), maar de vlekken zijn duidelijk zichtbaar.
Het terrein van de jaguar spreidt zich uit over een groot deel van Zuid-Amerika, met een minder groot aantal in Centraal Amerika. De jaguar leeft in het oerwoud en de wildernis, maar ook in gebieden met weinig struikgewas, zolans er maar hoog gras en rotsen zijn om zich voldoende af te schermen. Alleen tijdens de bronstijd kan men een volwassen koppel aantreffen. In de tropische gebieden kunnen de geboorten zich voordoen op elk tijdstip van het jaar. De kleintjes blijven gedurende twee jaar bij hun moeder die ze tegen alle gevaren beschermt. Deze bescherming is vooral nodig tegen de mannelijke, volwassen jaguars die de jongen kunnen aanvallen. Dit komt vooral voor in de gebieden waar de concentratie jaguars hoog is.

De leeuw of Panthera leo - zie foto - is de enige van de katachtigen die in een sociale groep leeft. De leeuwinnen blijven in het algemeen gedurende hun hele leven in dezelfde groep. Dit in tegenstelling tot de leeuwen die op drie- of vierjarige leeftijd (eenmaal seksueel volwassen) de stam verlaten. De leeuwinnen zijn verschillende keren per jaar krols. Na een dracht van een honderdtal dagen zondert de leeuwin zich af om twee tot vijf jongen te werpen in een struikgewas of op een rotsachtige schuilplaats. Al met veertien weken vergezellen de leeuwenwelpen hun moeder tijdens de jacht. E�n jaar later drijven ze de prooien samen en wanneer ze twee jaar oud zijn, gaan ze alleen op jacht.
De leeuwin kan buiten haar eigen jongen ook andere jongen zogen en zelfs jonge wezen adopteren, hetgeen een buitengewoon fenomeen is bij zoogdieren. Zo'n honderd jaar geleden was de leeuw alom vertegenwoordigd in Afrika, Arabi� en Klein Azi� tot aan de Himalaya. Vandaag treffen we de leeuwenbevolking voornamelijk aan in Afrika, met name in de dierenreservaten van Kenia en Tanzania, en in Zuid- en West-Afrika. Een uitzondering zijn de laatste Aziatische leeuwen, een populatie van ongeveer tweehonderd dieren.

De tijger of Panthera tigris - zie foto - is na de beer het tweede grootste roofdier. Hij maakt deel uit van de dieren die het grootste aantal menselijke slachtoffers veroorzaakt. De tijgers die mensen aanvallen zijn meestal dieren die gewond of gehandicapt zijn en daardoor niet meer kunnen jagen. Daarbij wordt de tijger gedreven tot deze onvoorziene aanvallen omdat zijn gebied meer en meer door de mens wordt ingenomen. De tijger en tijgerin zoeken elkaar alleen in de bronstijd op. De tijgerbevolking kent een laag reproductiecijfer. De oorzaak hiervan is enerzijds de leeftijd waarop ze seksueel volwassen worden (drie of vier jaar voor de tijgerinnen en vier tot vijf jaar voor de tijgers) en het feit dat vijftig procent van de tijgers vaak niet ouder worden dan twee jaar. Anderzijds werpt de tijgerin gemiddeld maar twee jongen om de twee jaar.

Het Jachtluipaard of Cheetah (Acinonyx jubatus) - zie foto - neemt een aparte plaats in te midden van de katachtigen. De volledige anatomie van dit dier is ontwikkeld voor het lopen : de lengte van de poten, het lichaam, de staart en de diepte van de borstkas waardoor hij beter kan ademhalen. Dankzij deze anatomie is hij in staat vanuit een stilstaand punt 75 km/uuur te bereiken in maar liefst twee seconden !
Hij kan 115 km/uur bereiken over zeer korte afstanden. Dankzij zijn klauwen die voortdurend zichtbaar zijn heeft hij een groede grip en de ongelofelijke soepelheid stelt hem in staat op ieder moment tijdens het rennen een volledige rotatie te maken. Hierdoor kan hij prooien aanvallen die groter zijn dan hemzelf.
Mannetje en vrouwtje blijven slechts twee dagen samen tijdens de voortplantingstijd. En na een dracht van een honderdtal dagen brengt het vrouwtje drie tot vier jongen ter wereld die ze alleen grootbrengt gedurende twee jaar. Het jonge Jachtluipaard onderscheidt zich van de andere katachtigen door zijn langharige, zilverkleurige manen. Jachtluipaarden hebben geen echt territorium, maar verplaatsen zich vaak vanwege de migraties van hun prooi. Het Jachtluipaard deelt samen met de leeuw en panter de Afrikaanse, licht beboste savanne. Hij slaagt er echter minder god in zich aan te passen aan zijn nieuwe levensomgeving die erg verstoord wordt door de aanwezigheid van de mens.
 

� 2005 - WORLDEXPLORER

Website inhoud en vormgeving : Carine Duclos

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be