Grote
langoorbuideldas
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
grote langoorbuideldas is een buideldier en het
grootste lid van de buideldasfamilie of
Peramelidae. Dit is een graafexpert die zich in
drie minuten helemaal kan ingraven. Een paar
stevige voorpoten en sterke, gebogen klauwen
geven hem een enorm voordeel ten opzichte van
roofdieren in zijn woestijnachtige leefgebied.
Met zijn lange, gevoelige snuit bespeurt hij
snel gevaar.
Hoewel de langoorbuideldas gewoonlijk een
solitair dier is, leeft hij soms in kleine
familiegroepen van ��n tot twee volwassenen en
hun afhankelijke jongen. Overdag schuilt dit
Australische buideldier voor de intense hitte in
��n van zijn vele holen. Boven de grond komt hij
huppend en schuifelend slechts traag vooruit,
maar holen graven doet hij met indrukwekkende
snelheid. Hij graaft zijn steile, spiraalvormige
holen ��n tot twee meter diep in de grond, met
��n goed verstopte uitgang dicht bij een graspol
of termietenheuvel. Hij weet zich goed te redden
in weinig comfortabele omstandigheden. Slapen
doet hij rechtop in zijn smalle hol, hurkend op
zijn achterpoten en met zijn kop tussen zijn
voorpoten. Als voedsel schaars wordt, zal dit
dier zijn territorium eventueel verlaten of
uitbreiden, en tot 24 nieuwe holen graven in een
geschikt gebied met losse aarde.
Deze grote langoorbuideldas kan zich het hele
jaar door voortplanten bij voldoende regen en
voedsel. Het vrouwtje werpt twee weken na de
paring. De onderontwikkelde pasgeboren jongen
trekken zich onmiddellijk terug in de buidel op
hun moeders buik, waar ze ongeveer tachtig dagen
blijven en gespeend worden met haar melk.
Eenmaal volgroeid blijven de jongen soms nog
korte tijd bij hun moeder, of richten een eigen
territorium in. Onder gunstige omstandigheden
kan het vrouwtje vier keer per jaar werpen.
Zodra de avond valt, komt de langoorbuideldas
voorzichtig uit zijn hol te voorschijn om te
beginnen aan zijn nachtelijke voedselronde. Dit
behoedzame diertje doorzoekt zijn leefgebied
langzaam en grondig, zelden verder dan honderd
meter van een hol afdwalend. Hij jaagt op
insecten en hun larven bij bomen en struiken,
zijn prooi opdelvend door holen te graven tot
tien cm diep. Met zijn uitstekende reukvermogen
kan dit dier makkelijk insecten lokaliseren.
Zijn voorkeur gaat uit naar sprinkhanen, kevers,
spinnen, termieten, engerlingen en mieren indien
beschikbaar. Hij houdt ook van plantaardig
voedsel zoals bloembollen, zaden van planten
zonder hout en paddestoelen.
De afgelopen tweehonderd jaar is de populatie
grote langoorbuideldassen in Australi� drastisch
teruggelopen door onder meer de introductie van
roofdieren, zoals vossen en katten. Zijn
leefgebied neemt ook af door landbouwgebieden.
Hij is momenteel het onderwerp van grote
publieke zorg en wetenschappelijk onderzoek.
|