De
grote renkoekoek
Orde
: Cuculiformes - familie : Cuculidae - geslacht
: Geococcyx en soort : Geococcyx californianus.
De renkoekoek, die bekender is om zijn
legendarische renvermogen dan om zijn
onderontwikkelde vliegtalent, kan er komisch
uitzien wanneer hij door de woestijnen in het
zuidwesten van de Verenigde Staten en Mexico
rent. Met zijn lange poten kan deze razendsnelle
vogel de meeste roofdieren ontwijken en zelfs
snelle prooidieren vangen, waarbij hij ook
slangen en schorpioenen niet schuwt. Hij is
bovendien een expert in het overleven in de
woestijn.
De renkoekoek verlaat zelden de grond, omdat
zijn vleugels zwak zijn, maar als hij in gevaar
verkeert, zal hij zeker vliegen. Hij kan dan
echter maar een paar seconden in de lucht
blijven.
Om de ijskoude woestijnnachten door te komen,
verlagen vrouwtjes en niet-broedende mannetjes
hun lichaamstemperatuur; ze worden apathisch om
de warmte vast te houden. Broedende mannetjes
houden hun normale temperatuur zodat ze het
uitbroeden van de eieren over kunnen nemen. De
vogels warmen 's morgens snel op door hun
donkere rug aan de zon bloot te stellen. In de
hitte hijgen ze om koel te blijven. Om
vochtverlies te voorkomen, absorberen ze water
uit hun ontlasting voordat ze deze uitscheiden.
De renkoekoek jaagt op reptielen, knaagdieren,
schorpioenen, kleine vogels en allerlei
insecten. Hij doodt zijn prooi met een klap van
zijn snavel en slikt hem in ��n keer door, maar
als de prooi te groot is hangen de resten vaak
slordig uit zijn bek. Het dieet van de
renkoekoek bestaat vrijwel helemaal uit vlees,
maar hij eet ook vruchten, bessen en zaden. Soms
vormt een kadaver zijn hoofdmaaltijd.
Mannetjesrenkoekoeken maken een vrouwtje het hof
door haar een hapje zoals een hagedis aan te
bieden. Als ze dit accepteert, paren ze en
vormen vaak een levenslange band in een eigen
territorium. Ze bouwen net boven de grond een
nest van veren, gras en oude slangenhuid, vaak
in een beschermend bosje of een groep cactussen.
Ze broeden om beurt de eieren uit, die in de
loop van enkele dagen worden gelegd, zodat ze op
verschillende tijdstippen uitkomen. Oudere
jongen zijn groter en krijgen meestal het meeste
voedsel. De jongeren verhongeren soms of worden
door hun grotere broers of zussen opgegeten. Na
drie weken kunnen de jongen al zelf op jacht.
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de
renkoekoek direct gevaar loopt, heerst er toch
bezorgdheid over de afname van zijn leefgebied
als gevolg van stedelijke ontwikkeling en de
ontginning van grond voor de landbouw. De
renkoekoek heeft ook de gewoonte om over wegen
te rennen, zodat zijn grootste bedreiging
gevormd wordt door auto's.
|