De
grote textorwever
Orde
: Passeriformes - familie : Ploceidae - geslacht
: Ploceus en soort : Ploceus cucullatus. De
grote textorwever behoort tot de subfamilie van
de eigenlijke wevervogels.
De grote textorwever is een buitengewone
nestenbouwer die graag in de buurt van mensen
woont. Het is ��n van de meest voorkomende en
wijdverspreide vogels van Afrika. Zijn
aanwezigheid wordt gekenmerkt door een luid
gekwetter als hij een zwerm vormt om naar
voedsel te zoeken.
Voor de paartijd begint, ruilen mannetjes hun
saaie verenkleed in voor een geel met zwart
verenkleed in de hoop veel vrouwtjes te
verleiden. Maar het is ook hun vaardigheid als
nestbouwers waarmee ze de andere sekse paaien.
De mannetjeswever begint met het raamwerk en
gebruikt zijn snavel om repen palmblad los te
trekken. Hij drapeert de repen over een tak en
vlecht ze. Vervolgens weeft hij het vlechtwerk
dicht met gras, een opening vrijlatend aan de
onderkant. Als het nest klaar is, gaat het
mannetje er ondersteboven aan hangen. Hij
probeert een vrouwtje te lokken door te tsjilpen
en met zijn vleugels te fladderen.
In het leven van de grote textorwevers nemen
broedkolonies een centrale plaats in. Ze
gedragen zich brutaal, druk en lawaaierig. Het
zijn sociale dieren die grote zwermen vormen en
de meeste dagelijkse taken gezamelijk uitvoeren.
Ze zoeken groepsgewijs naar voedsel of stijgen
om onduidelijke redenen in formatie op, om even
later weer neer te dalen. Hoewel ze allemaal
door elkaar schijnen te kwetteren, bestaat de
wevertaal uit veel afzonderlijke uitroepen.
Sommige helpen de zwerm in contact te houden
tijdens het vliegen; andere dienen om ergens de
aandacht op te vestigen, bijvoorbeeld bij de
ontdekking van een interessante voedselbron. Als
er gevaar dreigt, slaken de vogels een snerpende
kreet. Deze waarschuwingskreet wordt ook herkend
door andere vogelsoorten, die het signaal ter
harte nemen en snel een goed heenkomen zoeken.
De snavel van de wever is typisch die van een
zaadeter. Hij eet dan ook voornamelijk granen en
zaden, met een duidelijke voorkeur voor gierst.
Ook steelt de vogel rijst en die gewoonte maakt
hem niet geliefd bij boeren. Eenmaal
neergestreken op een grasvlakte pikt de
lawaaierige zwerm koortsachtig naar de
graszaden. Een lichtgewicht lijf en sterke poten
stellen de wever in staat zich aan een
graanstengel vast te klemmen om zo de plant van
zijn zaadjes te beroven. De wever eet ook
insecten. Vooral tijdens de broedtijd doen de
vogels hun voordeel met dit prote�nerijke
voedsel bij het voeren van de kuikens.
Na het paren en het voltooien van het nest
vertrekt het mannetje. Na twee weken broeden
door het vrouwtje, komen de eieren uit. Het
vrouwtje moet voedsel zoeken en naar het nest
brengen om haar jongen te voeden. Drie weken
later zijn de kuikens klaar om het nest te
verlaten en het verder zonder hun moeder te
stellen.
|