| 
													
															Grote vaalhoed of eenzame radijszwam 
 Hebeloma sinapizans
 Kenmerkend voor deze paddestoel zijn de
															zilverkleurig berijpte hoed, de radijsgeur en de
															bittere smaak. De hoed is vijf tot twaalf cm
															breed, roestgeel en heel lang wittig op de rand.
															De plaatjes zijn cr�mekleurig tot kaneelbruin en
															hebben lichte, vlokkige randjes. De steel, vier
															tot tien cm lang en ��n tot twee cm dik, is
															geschubd en in het begin vol en wittig; men het
															verouderen wordt hij hol en bruinig van kleur.
															Het vlees is dik, wittig en heeft een zeer
															bittere smaak. Deze paddestoelen groeien van
															augustus tot oktober in loof- of naaldbossen,
															voornamelijk onder beuken en op kalkhoudende
															grond. Ze zijn te vinden van het laagland tot in
															de onderste bergregionen en komen plaatselijk in
															grote aantallen voor. Vanwege de bittere smaak
															is de grote vaalhoed oneetbaar.
 
 |