De
heek
De heek of Merluccius merluccius.
Beschrijving
Eerste rugvin met negen tot elf vinstralen,
tweede rugvin met 36-40, anaalvin met 36-40
vinstralen. Slank lichaam; rug blauwgrijs,
flanken zilverkleurig, zilverwitte buik. Grote
kop en kaken met meerdere rijen scherpe tanden.
Twee rugvinnen, de eerste kort en driehoekig, de
tweede even lang als de anaalvin. Onderkaak
langer dan de bovenkaak. Rechte zijlijn; geen
kindraad.
Heken eten vrijwel uitsluitend vis : haring,
kever, bolk, schelvis, wijting en zandspiering.
De tanden van heken kunnen scharnieren, zodat de
prooi gemakkelijk naar binnen glijdt maar niet
kan ontsnappen. Heken zijn voor de Nederlandse
visserij van weinig belang. Vroeger werd de heek
'stokvis' genoemd. Omdat de naam stokvis ook
voor gedroogde kabeljauw werd gebruikt, is (om
verwarring te voorkomen) de naam heek ingevoerd,
afgeleid van het Engelse 'hake'.
Lengte
140 cm.
Verspreiding
Oost-Atlantische Oceaan, voornamelijk langs de
randen van het continentale plat. In de Noordzee
minder algemeen. Langs onze kust sporadisch,
voornamelijk jonge exemplaren gedurende de
zomer.
|