Rubriek :
Historische figuren
Hendrik I van Duitsland
bijgenaamd de
Vogelaar (876 - Memleben 2 juli 936), Duits koning van 919 tot
936 en hertog van Saksen van 912 tot 936, uit het Saksische
Huis, werd op aanraden van zijn voorganger, Koenraad I, door de
Franken en de Saksen in 919 te Fritzlar tot koning gekozen.
Volgens een 12de-eeuwse legende zouden de gezanten die hem het
nieuws van zijn verkiezing brachten, hem hebben aangetroffen
terwijl hij bezig was vogels te vangen; vandaar zijn bijnaam.
Onmiddellijk na de troonsbestijging beijverde hij zich om het
verloren gegane koninklijk gezag te herstellen. Door een
krachtige militaire tussenkomst dwong hij de hertog van Zwaben
tot de eed van trouw, de restitutie van ge�surpeerde koninklijke
domeinen en de vrije beschikking over de bisschoppelijke zetels.
Ook Arnulf, hertog van Beieren, en Giselbert, hertog van
Lotharingen, moesten in 921 en 925 het koninklijk gezag
erkennen. In Frankenland bleven zijn pogingen zonder resultaat.
Terzelfder tijd had Hendrik het hoofd te bieden aan de
plundertochten van de Hongaren en de Slaven. In 924 moest hij
met de Hongaren een bestand sluiten en zware oorlogsschatting
betalen. Van dit bestand profiteerde hij om de weerstand te
organiseren. Daartoe versterkte hij zijn leger door aan het
voetvolk een talrijke ruiterij toe te voegen, bestaande uit
geoefende en toegewijde vazallen, die hij beloonde door
schenking van onroerende goederen. Op de meest blootgestelde
plaatsen bouwde hij burchten. Toen hij in 933 weigerde nog
schatting te betalen, vielen de Hongaren opnieuw Saksen binnen,
maar Hendrik versloeg hen bij Merseburg. Intussen ondernam hij
plundertochten over de Elbe op Slavisch gebied (927-929). Tegen
de Denen richtte hij de mark Sleeswijk en tegen de Slaven de
mark Brandenburg op. Uit zijn tweede huwelijk met Mathildis,
stammend uit het geslacht van Widukind, de aanvoerder van de
Saksen in de strijd tegen Karel de Grote, werden geboren de
latere Otto I de Grote, Bruno, de latere aartsbisschop van
Keulen, en Hendrik, die hertog van Beieren werd. Bij zijn dood
in 936 waren het gezag en het aanzien van het Huis van Saksen
zodanig gestegen, dat de rijksgroten haast zonder moeilijkheden
zijn zoon Otto tot koning kozen.