Rubriek :
Historische figuren
Hendrik VII van Engeland
(Pembroke 28 jan.
1457 - Richmond 21 april 1509), koning van Engeland van 1485 tot
1509, uit het Huis Tudor, was een zoon van Edmund Tudor, graaf
van Richmond, en Margaretha Beaufort. Na een eerste vergeefse
poging om Richard III (uit het Huis York) te onttronen (1483,
zie ook Rozenoorlogen), rustte Hendrik in 1485 in Bretagne een
expeditie uit, landde in Wales, versloeg en doodde Richard bij
Bosworth en werd tot koning uitgeroepen. Om de aanspraken van de
Huizen Lancaster (zijn moeder was een afstammelinge van Jan van
Gent) en York in zich te verenigen, huwde hij Elizabeth, de
oudste dochter van Eduard IV (18 jan. 1486). De laatste
mannelijke telg uit het Huis York, Eduard, graaf van Warwick,
neef van Eduard IV en Richard III, nam hij in 1485 gevangen, en
in 1499 liet hij hem doden. In 1487 ontketende Lovel, een
vroegere minister van Richard III, een opstand, waarbij hij een
tienjarig kind, een zekere Lambert Simnel, voor de graaf van
Warwick liet doorgaan. In mei werd Simnel als Eduard VI in
Ierland gekroond, maar enige weken later versloeg Hendrik Lovel
en zijn bondgenoten. Langer duurde het voordat een soortgelijke
pretendent, Perkin Warbeck, overwonnen was (1488-1499). Toen
Karel VIII van Frankrijk Bretagne wilde annexeren, kwam hij met
Hendrik in oorlog. Bij de Vrede van �taples (9 nov. 1492) trok
Hendrik zich tegen betaling van een zeer grote som gelds uit
deze strijd terug. Hendrik was bezeten van geld en schuwde dwang
noch eerverlies om het te verkrijgen. Voor de bevolking van
Engeland had deze mentaliteit het voordeel, dat Hendrik het
begunstigen van handel en nijverheid prefereerde boven het
voeren van oorlogen. In 1496 werd met de Nederlanden een zeer
belangrijk handelsverdrag, het Intercursus Magnus, gesloten. De
instelling van de Star Chamber, een als hooggerechtshof
functionerend deel van de Koninklijke Raad (1487), legde mede de
grondslag voor een absolutistisch bewind en had tot doel een
centrale instantie te scheppen die ten gunste van het koninklijk
gezag een einde zou maken aan feodale willekeur op het gebied
van de rechtsverhoudingen en die machtsmisbruik van magistraten
zou tegengaan.