W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek :
Historische figuren

Hendrikus Colijn

Colijn, Hendrikus (Haarlemmermeer 22 juni 1869 - Ilmenau 18 sept. 1944), Nederlands militair en staatsman, afkomstig uit een eenvoudig gereformeerd landbouwersgezin, werd na een onvoltooide opleiding tot onderwijzer toegelaten tot het Instructiebataljon voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) te Kampen en vertrok in 1892 als tweede luitenant naar Nederlands-Indi�, waar hij zich reeds bij de expeditie naar Lombok (1894) zeer eervol onderscheidde, maar vooral �n als strateeg �n als civiel gezaghebber grote kwaliteiten toonde in Atjeh (1895-1904). In sept. 1904 werd hij adjudant van de nieuwbenoemde gouverneur-generaal Johannes Benedictus van Heutsz. In 1907 trad hij uit militaire dienst; achtereenvolgens was hij gouvernementssecretaris en adviseur voor de Buitengewesten. In 1909 repatrieerde hij.
Van 1909 tot 1911 was hij voor de Anti-Revolutionaire Partij lid van de Tweede Kamer; van 1911 tot 1913 minister van Oorlog, in welke hoedanigheid hij een reorganisatie van het leger inleidde. In 1914 werd hij lid van de Eerste Kamer en directeur van de Bataafse Petroleummaatschappij; een jaar later werd hij tevens managing director van de Asiatic Petroleum Company. Van 1919 tot 1922 woonde hij te Londen. In 1922 werd hij voorzitter van de Anti-Revolutionaire Partij en hoofdredacteur van haar orgaan De Standaard.
1. Kabinetten
In 1923 werd Colijn minister van Financi�n in het tweede kabinet-Ruys de Beerenbrouck, wat hij bleef in het door hem in aug. 1925 geformeerde eerste kabinet-Colijn, dat reeds in maart 1926 ten val kwam ten gevolge van een kamervotum tegen het gezantschap bij de H. Stoel. Van 1926 tot 1933 was hij weer lid van de Eerste Kamer. In deze periode was hij vooral op internationaal terrein werkzaam: hij werd in 1927 afgevaardigd naar de Economische Wereldconferentie te Gen�ve, was voorzitter van de Volkenbondscommissie tot afschaffing van in- en uitvoerverboden, vice-voorzitter van het Raadgevend Economisch Comit� van de Volkenbond en trad bij de Economische Wereldconferentie te Londen (1933) op de voorgrond, vooral als pleiter voor de vrije handel.
In dezelfde periode werd hij voorzitter van de Zuiderzeeraad (1929) en eredoctor in de rechten van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Een persoonlijke teleurstelling moet het voor hem geweest zijn, dat hij in 1929 niet benoemd werd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indi�, waartoe met zijn naaste politieke geestverwanten ook de grote handelswereld hem boven alle anderen geroepen achtte.
In 1933 vormde Colijn het tweede kabinet-Colijn, waarin ook de vrijzinnig-democraten Marchant en Oud zitting namen en hijzelf Koloni�n beheerde; in het derde kabinet-Colijn (1935-1937) continueerde hij dit. In het vierde kabinet-Colijn (1937-1939), dat alleen op de rechterzijde steunde, beheerde hij het nieuwe departement 'Algemene Zaken'.
Het vijfde kabinet-Colijn, waarin de katholieken weigerden zitting te nemen en de liberalen een overwicht hadden, werd al na twee weken door een kamervotum weggevaagd. Dit votum was de belichaming van de weerstand die Colijns politiek, met name zijn weinig genuanceerd bezuinigen op onderwijs en overheidssalarissen, zijn afwijzend staan tegenover een constructief sociaal beleid, ook zijn inconsequente gedragslijn inzake de devaluatie, jarenlang volstrekt afgewezen en plotseling toegepast, alsmede zijn steeds frequentere anti-democratische uitingen bij de leden van de Rooms-Katholieke Staatspartij, had gewekt. Met dit votum was zijn politieke rol uitgespeeld.
2. Duitse bezettingen
De Duitse overrompeling van 10 mei 1940 (zie Tweede Wereldoorlog) deed hem echter weer naar voren komen. Op de 15de mei 1940 keurde hij in een besloten vergadering van politieke kopstukken de 'vlucht' van de regering, met name die van de Koningin, in krasse termen af en in gelijke geest schreef hij in De Standaard. Hij bracht een bezoek aan de Duitse rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart en publiceerde eind juni 1940 een brochure, getiteld Op de grens van twee werelden, waarin hij de democratie 'doodziek', de val van Engeland onvermijdelijk noemde en een nederlaag van Duitsland buiten 'de grens der mogelijkheden' stelde; op deze grond noemde hij het verstandig met Hitler in vrede te pacteren, mits na de oorlog het Huis van Oranje in de oude waardigheid hersteld zou worden.
Deze brochure wekte verbijstering en verontwaardiging in Engeland, o.a. bij koningin Wilhelmina (zie Wilhelmina [Nederland]), en in Nederland, waar de schrijver verweten werd dat hij aldus de geestelijke weerstand van de natie tegen een duivels systeem ondermijnde. Enkele weken later bleek hij dit zelf in te zien: hij verklaarde de brochure te herroepen en gaf sindsdien steun aan de clandestiene verzetsbeweging. Op deze grond werd hij bij de intrede van de oorlogstoestand tussen Duitsland en de Sovjet-Unie gearresteerd, tijdelijk in Valkenburg, later in Berlijn en ten slotte in Ilmenau ge�nterneerd.
3. Persoonlijkheid
Onder de Nederlandse politici van het Interbellum neemt Colijn de eerste plaats in als een krachtige persoonlijkheid, begaafd met grote stilistische en retorische gaven, een self-made man met uitgebreide kennis en veelzijdige belezenheid, maar een realist zonder wijde visie, eerzuchtig en tot autocratie geneigd, soms grillig en impulsief en in overmatig zelfvertrouwen geneigd tot ondoordachte, meestal hyperbolische uitspraken, o.a. tegen de evenredige vertegenwoordiging.
In zijn sociaal-economische opvattingen was gaandeweg nauwelijks meer geestverwantschap met het anti-revolutionaire gedachtengoed te bekennen; hierin was hij, vermoedelijk door zijn betrokkenheid bij grote kapitalistische ondernemingen, tot de liberale opvattingen genaderd. Tussen 1933 en 1939 genoot hij dan ook algemene sympathie bij de Nederlandse liberalen.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer