Rubriek :
Historische figuren
Henrik Ibsen
Ibsen, Henrik (Skien
20 maart 1828 - Christiania [Oslo] 23 mei 1906), Noors
toneelschrijver en dichter, had, o.a. ten gevolge van het
faillissement van zijn vader, een moeilijke jeugd. De studie (o.a.
van Cicero) die hij in zijn vrije tijd bedreef, leverde hem stof
voor zijn eerste drama, Catilina (1848). Van 1851 tot 1864 was
Ibsen theaterleider, eerst in Bergen, later in Oslo. In deze
tijd leerde hij alle aspecten van het toneel kennen en schreef
hij vooral historische drama's, o.a. Fru Inger til �str�t
(1855), H�rm�ndene p� Helgeland (1858) en Kongsemnerne (1863);
daarnaast ook Kj�rlighedens komedie (= De komedie der liefde,
1862), waarin hij de burgerlijke opvatting van de liefde hekelt.
Opvallend in zijn werk is de door de saga's be�nvloede, korte,
kernachtige prozastijl. In 1864 kreeg Ibsen een reisbeurs naar
Rome. Teleurgesteld over zijn landgenoten, die de Denen in de
strijd om Sleeswijk alleen hadden laten vechten tegen de
Duitsers, schreef hij daar de beide versdrama's Brand (1866) en
Peer Gynt (1867). Brand, de idealist, wars van elk compromis, is
de tegenpool van Peer Gynt, die Ibsen in zijn ergernis
aanvankelijk wilde tekenen als het prototype van de Noor, de man
die alleen voor zichzelf zorgt, maar die als dromer en fantast
uiteindelijk een veel rijkere uitbeelding kreeg. In Dresden
schreef hij De unges forbund (= Het verbond der jongeren, 1869),
een politiek-satirisch blijspel (zijn enige komedie), en Kejser
og Galil�er (= Keizer en Galilee�r, 1873), een historisch drama.
Met Samfundets St�tter (= Steunpilaren der maatschappij, 1877),
het eerste van een reeks realistische probleemdrama's, sloeg hij
een nieuwe richting in. Ibsen trekt hier te velde tegen bepaalde
sociale opvattingen: zowel in Et dukkehjem (= Een poppenhuis,
ook wel Nora genoemd, 1879) als in Gengangere (= Spoken, 1881)
eist hij van de vrouw zichzelf te zijn en de waarheid te stellen
boven een burgerlijke moraal. Deze drie stukken en En
folkefiende (= Een vijand van het volk, 1882) hebben toen en
later, meer door de behandelde onderwerpen dan door de aard van
de behandeling, een moeilijk te overschatten invloed gehad op
het Europees toneel, vooral Spoken, dat overal in Europa
(Berlijn 1889, Parijs 1890, Londen 1891) grote opschudding
veroorzaakte. In de volgende, ook realistische en oppervlakkig
gezien naturalistische stukken (hoewel nooit in de extreme vorm
van de Franse en Duitse naturalisten) komt het symbolisme van de
oudste stukken weer op. Dit begint in Vildanden (= De wilde
eend, 1884), waarin de schrijver zich afvraagt of een mens de
waarheid wel verdraagt en of het voor velen niet nodig is
zichzelf om de tuin te leiden, en zet zich door in de volgende
stukken, waarin Ibsen zich steeds meer richt op de problemen van
de enkeling, die zowel in Rosmersholm (1886) als in Fruen fra
havet (= De vrouw van de zee, 1888) voor een deel uit het
onderbewuste voortkomen. In Hedda Gabler (1890) gaat een vrouw
te gronde die aan haar leven geen inhoud geven kan. In Bygmester
Solness (= Bouwmeester Solness, 1892) en John Gabriel Borkman
(1896) reageert Ibsen op Nietzsches theorie van de �bermensch.
In Lille Eyolf (= Kleine Eyolf, 1894) worden de verhouding
tussen man en vrouw in het huwelijk en de aard van de liefde
nader beschouwd en in zijn laatste stuk, N�r vi d�de v�gner (=
Als wij doden ontwaken, 1899), 'een dramatische epiloog', stelt
de schrijver zich de vraag of hij er goed aan gedaan heeft de
kunst te verkiezen boven het leven. De symboliek overheerst hier
weer geheel.
Ibsens betekenis ligt mede in de zeer grote invloed die hij, als
pionier van de maatschappijkritiek in het drama, op de
toneelliteratuur heeft gehad. Zijn thema's zijn bovendien
blijvend en universeel: het conflict tussen het individu en de
maatschappij, tussen werkelijkheid en illusie, tussen echt en
vals idealisme. Dat zijn werk nog steeds actueel is, blijkt wel
daaruit dat verscheidene van zijn drama's steeds weer en op
onderling zeer verschillende wijze worden opgevoerd, zowel op
het toneel als in films, soms zelfs ook in balletvorm.