Rubriek :
Dier - algemeen
Het dierenleven van
West-Australi�
Hoe verder men zich
verwijdert van het kurkdroge midden van de woestijn, hoe minder
woest het landschap wordt. De woestijn gaat eerst over in
mulga-grasland. Daarna komt mallee-grasland. Dan volgen in het
zuidwesten beboste gebieden
en
in het noorden en oosten steppe-achtige gebieden en savannen,
met hier en daar bomen. Naarmate de plantengroei weelderiger en
gevarieerder wordt, zijn er meer dieren van allerlei soorten te
vinden. Sommige daarvan zijn verwant aan de dieren die in de
woestijn een karig bestaan leiden. Men vindt er echter ook
totaal verschillende diersoorten, zoals de echidna en de weinig
talrijke inheemse zoogdieren die geen buideldieren zijn.
De onechte vampiervleermuis (zie foto) is met zijn vlucht van
zestig cm ��n van de grootste vleermuizen ter wereld. Hij staat
vanwege zijn lichte kleur ook bekend als de spookvleermuis. De
onechte vampiervleermuis huist overdag groepsgewijs in grotten
of rotsspleten en vliegt tijdens de nacht uit om op reptielen en
kleine zoogdieren te jagen. Hij peuzelt soms ook kleinere
soortgenoten op. De spookvleermuis is een bloedzuiger. Zijn naam
klopt dus niet helemaal. Maar hij kan wel gemeen bijten !
In Australi� leven verschillende soorten knaagdieren. Men vindt
er waterratten, die Australi� misschien wel via het water hebben
bereikt, en een groot aantal andere rattensoorten. E�n daarvan
is een woestijnrat, die alleen voorkomt in het gebied rond het
Eyremeer. Verder zijn er vele muizensoorten. E�n ervan is de
Australische springmuis. Deze kan zich dankzij zijn goed
ontwikkelde achterpoten al springend snel verplaatsen. De
springmuis heeft zich sterk aangepast aan het leven in een droog
klimaat. Hij kan het zonodig helemaal zonder drinkwater stellen.
Hij onttrekt dan vocht aan de zaden die hij vindt.
Het Australische buidelkonijn heeft een borstelstaart en lijkt
op de rat. Hij leeft op de met gras bedekte zuidwestelijke punt
van Australi�. Het buidelkonijn is geen echt konijn, maar een
buideldier. Hij onderscheidt zich echter van de andere leden van
de kangoeroe-achtigen door zijn gebit met grote middelste
snijtanden. Ook het buidelkonijn is geen nachtdier. De dag
brengt hij meestal door in een gecamoufleerd nest van gras en
bladeren op de grond en soms in een hol. Het buidelkonijn is als
alle kangoeroes een zuivere planteneter.
Niet alle buideldieren zijn planteneters. Er zijn onder de
buideldieren ook verschillende soorten die zich voeden met vlees
of insecten, en ook een paar soorten die alles eten. E�n zo'n
alleseter is de kortneusbuideldas (foto onder). Hij leeft in
hetzelfde gebied als het buidelkonijn. De kortneusbuideldas is
��n van de grootste buideldieren. Hij kan, zijn staart
meegerekend, bijna zeventig cm lang worden.
Er
leven in West-Australi� tenminste vier soorten buideldassen : de
kortneus-, de spitsneus-, de langoor- en de varkenspootbuideldas.
Maar het kan best zijn dat de laatste inmiddels is uitgestorven.
Er zijn twee soorten buidelmarters, die uitsluitend vlees eten.
Het zijn de wijdverspreide zwartstaartbuidelmarter en de
noordelijk levende dwergbuidelmarter, die men alleen vindt in de
steppen en de dun beboste savannen van Noord-Australi�. De
vogels van Australi� zijn niet zo uniek en gevarieerd als de
zoogdieren, maar er leven een groot aantal kleurige papegaaien
en een paar vogels die niet kunnen vliegen.
De leden van de familie van de Megapod�dae of grootpoothoenders
gebruiken niet hun lichaamswarmte voor het uitbroeden van hun
eieren en ze beschermen hun jongen ook niet. Ze gebruiken al
naar gelang het terrein andere warmtebronnen. Sommige
grootpoothoenders bijvoorbeeld leggen hun eieren op veilige
plaatsen in de rotsen, waar ze worden uitgebroed door de warmte
van de zon. Grootpoothoenders die vulkanische gebieden bewonen,
leggen hun eieren op plaatsen die door de lava worden verwarmd.
De in het bos levende grootpoothoenders graven een gat, vullen
dat met planten en leggen de eieren er bovenop. De planten gaan
rotten en leveren aldus warmte voor het uitbroeden van de
eieren.
De thermometervogel is een grootpoothoender die leeft in de met
eucalyptusstruiken bedekte gebieden in het zuidwesten van
Australi�. Hij heeft te kampen met sterke
temperatuursschommelingen. De vogel moet tijdens de ruim twee
maanden durende broedperiode voortdurend moeite doen om te
voorkomen dat de eieren of gebakken worden of vervriezen. Het
mannetje is daarvoor in de eerste plaats verantwoordelijk.
Ongeveer vier maanden voordat het eerste ei wordt gelegd, graven
het mannetje en het vrouwtje samen met hun enorme poten een gat
met een middellijn van 1,8 tot 3 meter en een diepte van
ongeveer negentig cm, net zoals de bosgrootpoothoenders doen.
Dan verzamelen ze elk stukje plant dat ze maar kunnen vinden,
vullen het gat ermee op en maken een uitsparing voor de eieren.
De
planten zullen alleen goed gaan rotten (en dus warmte leveren),
als ze vochtig zijn. Daarom moeten de vogels wachten tot de
regens komen, voordat ze het nest met een dikke laag zand kunnen
bedekken. De hen legt gedurende zes maanden elke week. Elke keer
dat de hen op het punt staat te gaan leggen, moet de haan het
nest opengraven om de gemaakte uitsparing vrij te maken. Is de
hen haar eieren kwijt, dan moet de haan het nest weer
dichtmaken. De hen legt gewoonlijk twee eieren per keer.
De temperatuur in het nest moet gedurende de hele broedtijd
constant op 33 graden Celsius blijven. Een afwijking van meer
dan een paar graden leidt tot een ramp. De haan danst
voortdurend rond het nest. Hij controleert de temperatuur met
zijn tong en verwijdert en vervangt zand of voegt zand toe,
voorzover dat nodig is om het inwendige van het nest te koelen,
warmer te laten worden, te isoleren of te luchten.
De taak van het bouwen van het nest en het controleren van de
temperatuur wanneer de eieren eenmaal in het nest liggen, duurt
van begin tot eind elf maanden. Dit betekent dat de volwassen
thermometervogels geen tijd hebben om voor hun kuikens te
zorgen. Vele kuikens sterven voordat ze erin slagen uit het
verstikkende nest te komen. Zijn ze er eenmaal uit, dan redden
ze zich wel. Ze kunnen direct na de geboorte lopen en omdat ze
bij hun geboorte al een aantal slagpennen hebben, kunnen ze
binnen een week vliegen. (foto boven :
mannetjes-thermometervogel bij het nest)