Rubriek : De
mens - algemeen
Het graf van Meketre
Van de moerasgebieden van zijn noordelijke delta tot de
kurkdroge streken in het zuiden is Egypte, zoals een moderne
archeoloog heeft opgemerkt, een land waar je geen schop in de
grond kunt steken zonder iets te vinden. De in de bodem
verborgen schatten hebben al eeuwenlang mensen
aangetrokken die hoopten rijk te worden door het verleden te
plunderen. Anderen noemden zichzelf archeologen, maar volgens de
huidige normen waren ze niet meer dan amateurs. Velen richtten,
in hun haast een graf of tempel leeg te halen, onherstelbare
schade aan; ze wisten zo belangrijke aanwijzingen uit die
wellicht zouden hebben kunnen bijdragen tot een oplossing van
veel raadsels die nog steeds bestaan rond de voorwerpen die ze
naar huis stuurden. Maar op hun best gingen de speurders
professioneel tewerk, met veel respect voor de geschiedenis en
het verhaal achter hun vondsten. door hun werk ontsloten ze de
deuren tussen het heden en het oude Egypte, waardoor het voor
iedereen mogelijk werd kennis te nemen van het verhaal van dit
intrigerende land van de farao's.
Veel van wat de wereld in eerste instantie te weten kwam over de
oude Egyptenaren, kwam voort uit de belangstelling voor hun
graven. Dankzij de droogte die in het grootste deel van het land
heerst, trof men in graven niet alleen lichamen aan die de tand
des tijds grotendeels ongeschonden hadden weerstaan, maar
daarbij ook een heel scala aan voorwerpen die veel vertelden
over een beschaving die duizenden jaren geleden ontstond. Zelfs
begraafplaatsen die zijn geschonden door oude grafrovers of
moderne gelukzoekers, kunnen nog veel aanwijzingen opleveren,
zoals bleek uit het werk van de Amerikaanse archeoloog Herbert
Eustis Winlock, die in 1920 onderzoek deed in een vierduizend
jaar oud graf te Deir el Bahri, nabij de verdwenen stad Thebe.
Winlock wist dat het graf al tweemaal, in 1895 en in 1902, was
bestudeerd, maar hij hoopte dat zijn team tot dan toe onontdekte
inscripties op het spoor zou komen, die een verband konden
leggen tussen twee historische koningen uit het gebied. Hiertoe
deed hij iets wat zijn voorgangers hadden nagelaten - het maken
van een plattegrond van de gangen en de schachten, wat betekende
dat het graf moest worden ontruimd. Hoewel er geen nieuwe
voorwerpen werden gevonden, of aanwijzingen betreffende de
historische vragen die Winlock in gedachten had, bezorgden de
schijnbaar lege gangen Winlock '"��n van de grootste vondsten
van de laatste jaren'.
Het graf, dat ooit de mummie had bevat van een zekere Meketre,
een hoffunctionaris uit de tijd van de elfde Dynastie, was reeds
lang geleden geplunderd en bevatte nu weinig meer dan puin en
afval. De ontruiming was bijna voltooid toen Harry Burton, de
fotograaf die deelnam aan de expeditie, tegen zonsondergang het
graf betrad, waar een sfeer van 'onderdrukte opwinding' heerste.
E�n van de arbeiders had tot zijn verbazing gezien dat stukjes
steen weggleden in een spleet tussen de vloer en de muur, en
samen met een opzichter was hij begonnen de kier vrij te maken
van gesteente. Burton streek een lucifer aan, in een poging de
ruimte aan de andere zijde van de spleet te verlichten, maar het
schijnsel was te zwak. Maar de gedachte aan wat er in het
duister verborgen kon liggen was zo opwindend dat hij
onmiddellijk zijn collega's optrommelde, met het verzoek
zaklantarens mee te nemen. De teamleden waren bezorgd dat een
tochtvlaag in de kleine, ruw uitgehakte kamer, die vierduizend
jaar afgesloten was geweest, mogelijk gesteente kon doen
loslaten uit het plafond, dat de inhoud van de kamer zou
beschadigen. Langzaam verwijderden ze de obstakels die hen in de
weg stonden, waaronder een bakstenen muur en tot ieders
opluchting hield het plafond stand. Tenslotte kon men
onbelemmerd naar binnen kijken. Het was een kleine, geheime
kamer, waarin de nabestaanden van Meketre voor de gestorvene
alle noodzakelijkheden voor een gelukkig bestaan in het
hiernamaals hadden geplaatst.
De Egyptenaren hechtten zo'n waarde aan het leven dat ze het
probeerden mee te nemen in het graf. In de begintijd van hun
lange geschiedenis lieten ze zich begraven met voedsel en drank,
maar geleidelijk begon men de doden te voorzien van steeds meer
grafgiften, van bedden en banken tot luxeartikelen als
handspiegels en parfums. Naarmate de gewoonte zich ontwikkelde
namen de rijken en machtigen ook 'bedienden' met zich mee - geen
echte mensen, maar beeldjes van mensen, die geacht werden in die
andere wereld voor hen te werken.
Vanwege zijn grote rijkdom kon Meketre zich een grote
verzameling van dergelijke kleine bediendenbeeldjes veroorloven
- de grootste collectie die ooit werd ontdekt. In 24 dozen die
vertrekken en binnenplaatsen voorstelden, bevonden zich herders
en slagers, bakkers en brouwers, spinners en wevers, timmerlui
en schrijvers - die allemaal druk in de weer waren. Samen gaven
ze een duidelijk beeld van het dagelijkse leven op het landgoed
van Meketre. Zo bleek de bakker in een vat te staan, waarin hij
het deeg kneedde met zijn voeten.
De vaartuigen die rond de dozen waren opgesteld
vertegenwoordigden de schepen die Meketre gebruikte voor zijn
reizen over de Nijl - zowel ter ontspanning als voor het
inspecteren van zijn bezittingen.
Toen Winlock de modellen nader onderzocht, merkte hij
verscheidene raadselachtige zaken op. Een visser miste een arm;
enkele schepen vertoonden schroeiplekken, en bij een paar waren
masten afgebroken. Op veel modellen zaten vliegestrontjes;
sommige waren aangevreten door muizen, die ook hun uitwerpselen
hadden achtergelaten. Winlock kwam tot de slotsom dat Meketre
zijn grafmodellen lang voor zijn dood moet hebben laten maken en
ze had laten opslaan op een plek waar zich muizen, spinnen en
vliegen ophielden. En hij stelde zich kinderen voor die met de
boten en figuurtjes hadden gespeeld, en zo de beschadigingen
hadden veroorzaakt.
De ontdekking van Winlock bood een blik op het verleden en op
het gewone volk zoals dat bezig was met het soort arbeid dat
gedurende de bijna 3500 jaar van zijn bestaan de ruggengraat
vormde van het oude Egypte.