Rubriek : 
								Dier - algemeen
						
								Het oosten van het
									Deccan-plateau
							
						
							In het oostelijk
								deel va het Deccan-plateau in Voor-Indi� is veel van de
								oorspronkelijke, open bosgebieden door de invloed van de mens
								veranderd in een savannen-landschap met kort gras. Daardoor zijn
								vele oorspronkelijke diersoorten er uitgestorven of naar andere
								gebieden verdreven. De meeste dieren uit deze streek behoren tot
								de soorten die een veel groter verspreidingsgebied hebben. We
								vinden er bijvoorbeeld verschillende gazellen, de
								vierhoorn-antilope, de nijlgau, de zwartnekhaas en Indische
								woestijnmuizen. Ook komen verschillende roofdieren voor, zoals
								de panter, de moeraskat, de
								 Bengaalse
								tijgerkat, de gestreepte hyena en de Indische wolf. Dan is er de
								Bengaalse vos, met korte poten en grote oren, die een opvallend
								zwevend-glijdende gang heeft. Hij jaagt - meestal tijdens de
								nacht - op kleine zoogdiertjes, hagedissen, insecten en andere
								kleine dieren. Onder de vrijwel uitsluitend insectenetende
								dieren vinden we er egels, vleermuizen, spitsmuizen en het
								Voorindisch schubdier.
Bengaalse
								tijgerkat, de gestreepte hyena en de Indische wolf. Dan is er de
								Bengaalse vos, met korte poten en grote oren, die een opvallend
								zwevend-glijdende gang heeft. Hij jaagt - meestal tijdens de
								nacht - op kleine zoogdiertjes, hagedissen, insecten en andere
								kleine dieren. Onder de vrijwel uitsluitend insectenetende
								dieren vinden we er egels, vleermuizen, spitsmuizen en het
								Voorindisch schubdier.
								Hoewel de zoogdieren er in aantal snel afnemen, is in dit gebied
								de vogel- en vooral ook de reptielenwereld rijk
								vertegenwoordigd. Door de bodemgesteldheid en de overvloed aan
								granen en zaden, zijn er vele zaad-etende vogels, zoals de
								baya-wever, de gestreepte wever en enkele Bengaalse soorten
								wevervinken. Een prachtig rode soort, de tijgervink, wordt veel
								ge�xporteerd als kooi- en voli�revogel. Amadines houden het
								meest van graszaadjes en komen daarom het meeste voor op de open
								savannen. Onder de insecten-etende vogels vinden we er fluiters,
								tapuiten drongo's. Klauwieren (zie foto), die hoofdzakelijk
								leven van sprinkhanen, krekels en andere grote insecten, zijn in
								hun levensgewoonten roofvogels, hoewel ze niet tot die orde
								behoren. Ze behoren tot de zangvogels.
								Onder de echte roofvogels die in het gebied voorkomen, vinden we
								verschillende valken, uilen, buizerds, gieren en wouwen. De
								zwarte wouw komt in grote aantallen voor bij en in steden, waar
								hij dan rondcirkelt of op de daken of telefoonpalen zit uit te
								kijken. Hij weet zelfs zeer handig tussen druk stadsverkeer door
								te glippen als hij omlaag duikt om iets op te pikken, een dode
								rat bijvoorbeeld.
								Van de trappen of trapganzen - grote, bodembewonende vogels, die
								goed kunnen vliegen maar het zelden doen - wordt de soort uit
								deze streek, de Indische trap, met uitsterven bedreigd. Een
								gedeeltelijke oorzaak hiervan is dat hij voor de jagers een
								gemakkelijk doelwit vormt, maar nog meer heeft hij te lijden
								door het feit dat zijn leefgebied door de mens steeds meer in
								cultuur wordt gebracht.
								 Er
								zijn veel giftige slangen in India, waarvan sommige
								verantwoordelijk zijn voor talloze doden. Van de 25.000 mensen
								die jaarlijks in India door dieren wordt gedood, zijn er 20.000
								slachtoffers van slangenbeten. Waarschijnlijk dankt de cobra of
								brilslang (zie foto) zijn voortbestaan het het feit dat hij er
								als een heilig dier wordt beschouwd, hoewel hij zeer giftig is.
								De koningsbrilslang, die veel door slangenbezweerders wordt
								gebruikt, kan vijf meter lang worden. Zijn veel kleinere
								verwanten, de blauwe en de gele krait, zijn nog giftiger. Hun
								beet is zelfs na toediening van tegengif meestal nog dodelijk.
								Gelukkig zijn ze niet agressief, zodat ongevallen zeldzaam zijn.
								Zeer giftijd zijn ook de Aziatische koraalslangen en de adders.
								E�n soort aarder, de zaagschubadder, maakt een eigenaardig
								geluid met zijn fijngetande schubben als hij verstoord wordt,
								als waarschuwing.
Er
								zijn veel giftige slangen in India, waarvan sommige
								verantwoordelijk zijn voor talloze doden. Van de 25.000 mensen
								die jaarlijks in India door dieren wordt gedood, zijn er 20.000
								slachtoffers van slangenbeten. Waarschijnlijk dankt de cobra of
								brilslang (zie foto) zijn voortbestaan het het feit dat hij er
								als een heilig dier wordt beschouwd, hoewel hij zeer giftig is.
								De koningsbrilslang, die veel door slangenbezweerders wordt
								gebruikt, kan vijf meter lang worden. Zijn veel kleinere
								verwanten, de blauwe en de gele krait, zijn nog giftiger. Hun
								beet is zelfs na toediening van tegengif meestal nog dodelijk.
								Gelukkig zijn ze niet agressief, zodat ongevallen zeldzaam zijn.
								Zeer giftijd zijn ook de Aziatische koraalslangen en de adders.
								E�n soort aarder, de zaagschubadder, maakt een eigenaardig
								geluid met zijn fijngetande schubben als hij verstoord wordt,
								als waarschuwing.
								Onschuldige slangen zijn er nog in meer soorten en talrijker.
								Sommige slangen verdedigen zich door een stinkend vocht te
								verspreiden, net als het Amerikaanse stinkdier. De primitieve
								schildstaartslangen hebben een spadevormig uiteinde aan hun
								staart. Deze slangen leven in de bodem. De wormslang leeft van
								aardwormen. De Indische eierslang voedt zich uitsluitend met
								eieren. Om die naar binnen te kunnen werken, kan hij zijn kaken
								opensperren tot viermaal de omvang van zijn lichaam.